vrijdag 28 oktober 2011

loslaten

Loslaten
“Ik hoop dat je hier iets kunt achterlaten, iets wat je in de weg zit, wat je al een tijd geleden los had moeten laten. Ik hoop je daarmee te helpen door je hier mee naar toe te nemen. ” antwoord ze op mijn vraag waarom ze precies mij mee wil nemen naar dit prachtige eiland. “mijn ervaring met dit eiland,” gaat ze verder, “is dat er een grote spirituele kracht vanuit gaat. Dat het mensen kan helpen dichter bij zichzelf te komen.”

We zitten op een prachtig strandje op Ibiza, de oktoberzon doet haar best onze lichamen genoeg warmte te geven om de kille winter van ons kikkerlandje te kunnen doorstaan. Het helder blauwe zeewater kabbelt tegen de rotsen en zorgt voor een heerlijke ruis op de achtergrond. Als je over het water kijkt, kijk je recht tegen een puntige rots aan, de vinger van God. Volgens mijn reisgenote.

Tegen het eind van de middag komen er ineens uit alle hoeken en gaten hippie achtige mannen en vrouwen het strand op, uiteraard vergezeld van de nodige honden maar ook van trommels en een soort xylofoon. Ze begroeten elkaar als oude vrienden die elkaar jaren niet gezien hebben. De zon begint al te zakken, doet dat steeds vroeger op de dag, moe van de lange dagen die de zomer van haar verlangde. Ze werpt steeds langere schaduwen op het strand.

Warm licht, lange schaduwen. Weemoed.

Langzaamaan begint er iemand op een trommel te spelen, heel rustig en kalm alsof hij het ritme van de kabbelende zee volgt. Hij begint iets steviger te slaan en er haakt een tweede trommel in. Het is een heel rustig ritme. Meer is het eigenlijk niet, een fijn rustig ritme.
De zachte bedwelmende klanken van de xylofoon, ik blijf het zo maar even noemen, komen er vloeiend en rustig tussendoor. De ruisende zee, de betoverende klanken en de warme ondergaande zon brengen mij ver in de krochten van mijn ziel. Ik ben totaal leeg en al mijn vragen en frustraties en gemissen komen boven drijven. De struikelblokken in mijn leven zoals het nu is openbaren zich als grote monsters die vragen om uitgeroeid te worden.

“Maar dat kan ik niet alleen,” schreeuw ik stilletjes uit en een traan bungelt over mijn wang. “ik wil het ook niet alleen doen” denk ik nu hardop.

Een zware warme gerustellende gloed daalt van vanaf mijn kruin mijn lichaam binnen. Ondanks deze vreemde gewaarwording voelt het heel vertrouwd. Het doet me ergens aan denken. De vertrouwde omhelzing van papa, zijn liefde en begrip. Iets anders dan dat kan het niet zijn.
“Niet piekeren jongen, is nergens goed voor.” Hoor ik, denk ik. Voor mijn neus ligt een steen, donker terra, bijna prefect ei-vormig. “Pak die steen en concentreer je eens op iets anders, op die steen bijvoorbeeld. Luister, en draai die steen tussen je vingers. Luister naar de muziek en concentreer je op het ronddraaien van die steen. Denk aan mij, ik heb het goed jongen, maak je geen zorgen. Draai je zorgen in die steen. En jij? Ach hoe vaak ben je al niet op je bek gegaan? En ben je wel op je bek gegaan? Je bent hier, in de zon, je geniet op jouw manier. Het heeft geen zin je zorgen te maken om iets waar je zelf geen invloed op hebt. Leef en wees jezelf. Draai je zorgen in die steen.

Als ik mijn ogen opendoe zit ik rollend met een steen in mijn hand op een strand. De baai is verbluffend mooi, de zee ruist, de zon zakt en stuurt zijn laatste stralen mijn kant op. De muziek ebt langzaam weg, ze houden het voor gezien met dit ritme. De mensen, die ineens met grote getale zijn samen gekomen, klappen. De traan die eerder opwelde laat langzaam mijn wang los, aarzelend. Alsof hij met als zijn kracht aan mij vast wil blijven houden. Het geeft een trekkend gevoel aan mijn huid, zuigt zich vast tegen beter weten in. Als de traan echt losschiet valt de steen uit mijn handen.

Plof


Ik pak ‘m weer op, hij is warm. Warmer dan je zou denken. Ik strek mijn arm naar achter, kijk naar de vinger van God, mijn hand zwiept naar voren als een slinger, ik laat los.