woensdag 17 april 2013

De lamme en de blinde

Hij loopt er wat verloren bij, hij ziet geen hand voor ogen en is over duidelijk de weg kwijt op het immense plein voor het centraal station. Door werkzaamheden en drukte is hij de dikke geribbelde strepen op het trottoir, die blinden moeten geleiden, kwijtgeraakt.

Het is spitsuur in Amsterdam. Zakenlui lopen gehaast van en naar de trein, studenten rennen om op tijd op college te komen en de toeristen die de moeite hebben genomen te komen genieten van de Amsterdamse ochtendspits lopen er rustig door heen.

Desalniettemin staat de man stil.

Voorbijgangers ontwijken de arme ziel scheldend en vloekend zoals je dat alleen in het oergezellige Amsterdam nog ziet. Hij trekt zijn schouders op en de paniek straalt van zijn gezicht. Hij probeert om zich heen te kijken door wild met zijn stok te zwaaien. Weer vloekend en tierend ontwijken de zakenlui, studenten de rood met witte stok. De vroege toeristen maken rustig foto’s.

AUW!
één iemand ziet de stok duidelijk over het hoofd en klettert met een smak op de grond.

De hulpeloze blinde man ontfermt zich over de gevallen kerel. Onhandig zoekt hij naar een geschikte plek om hem aan vast te pakken en hem overeind te helpen. Dit lukt niet.
Met veel pijn en moeite komt hij uiteindelijk zelf overeind. Aan zijn motoriek is te zien dat hij niet helemaal 100 is, ze niet allemaal op een rijtje heeft, geestelijk uitgedaagd is, gehandicapt is of gewoon een plat Amsterdamse mongool.
“Sorry meneer,” zegt de gevallene. “Heb ik u pijn gedaan? Volgens mij liep ik heel hard tegen uw been aan.”
“Nee hoor meneer,” zegt de blinde. “Volgens mij liet ik u struikelen. Ik ben de weg kwijt en probeer die met mijn stok te vinden. Maar het lukt niet helemaal en daar bent u de dupe van geworden vrees ik. Kunt u mij wellicht helpen?” Vraagt de blinde man vertwijfeld. Hij kan de man uiteraard niet zien maar iets zegt hem dat dit wel eens mis zou kunnen gaan.
De wat achtergebleven man denkt even na en maakt daar alle denkbare gebaren bij. “goed! Dat doe ik!” zegt hij uiteindelijk enthousiast. “Wat kan ik voor u doen?”

De blinde legt rustig uit dat hij naar de ingang van de metro moet. Onderwijl kijkt hij van links naar rechts en weer terug. De man loopt rustig en lachend met de blik van de man mee.
“Dat is heel makkelijk hoor meneer, dat kan ik zelfs vinden! Loopt u maar even met mij mee.”

De man die ze niet helemaal op een rijtje heeft steekt zijn hand uit ten teken dat ze hand in hand het avontuur gaan aanvangen. Als de blinde niet reageert steekt hij zijn arm maar door de opening die de in de zak gestoken arm tussen het lichaam laat. “Kom mee!” Zegt hij vrolijk.
Het metro station is maar 100 meter verder. Daar lopen ze gearmd en gehandicapt. Hij loodst de man feilloos door de menigte en zet hem af bij de ingang van de steile en gladde trap die naar de metro tunnel leidt.

“Hier is het meneer! Kijkt u maar.”

De blinde man zwaait met zijn stok over de grond, hij voelt de ribbels weer. "Ja ik zie het meneer, dankuwel."