donderdag 10 mei 2012

Verhuis verrassingen

Ik trek een lade open, of beter ik trek een lade uit de kast. We gaan mijn vader verhuizen en dus is het handig als de kasten allemaal zoveel mogelijk leeg zijn. Dat tilt prettiger.

“Nee, laat die nog maar even zitten…….” Sterft zijn stem weg als hij ziet dat de lade er al uit is. “Die moesten nog uitgezocht worden, dat kan ik beter even zelf doen,”
Als ik in het laatje kijk wordt duidelijk waarom. Ik schiet woest in de lach. Ik herinner mij nog heel erg goed hoe ik als puber altijd heel erg mijn best deed om te voorkomen dat hij er achter kwam dat ik het deed. “Ik breek allebei je benen als ik erachter kom, dat doe je maar lekker als je het huis uit bent. En denk erom, ik ruik het direct!”

Zijn woorden maakten nogal indruk en ik geloofde heilig dat hij het meende. Alles deed ik eraan om er voor te zorgen dat hij het niet rook. Zo likte ik de hele weg naar huis als een idioot aan mijn vingers om de geur maar weg te likken. Niet dat ik er van uit ging dat meneer nog wakker zou zijn om half vier ’s nachts, maar goed, ik wilde er 's morgens niet nog naar ruiken. Op zich was het likken niet eens zo erg, het was altijd wel een prettig apart smaakje.

Verder fietste ik altijd met mijn neus in de wind. In de veronderstelling dat de geur er dan wel uit zou waaien. Uit mijn toen nog rijkelijk aanwezige haar bedoel ik dan. Eenmaal thuis kwam ik er over het algemeen achter dat iedereen al rustig in diepe slaap was. Languit op de bank rookte ik dan nog een sigaretje uit het pakje van mijn vader (dat mocht ik dan weer wel van hem) en schonk nog een biertje in. Om eens rustig na te genieten van de mooie avond. Hij is er nooit achter gekomen.

Dacht ik

“Wat sta je nou te lachen?” Vraagt mijn inmiddels stuk oudere vader aan zijn inmiddels volwassen zoon. “Nou pap,” twijfel ik even over de toon die ik aan zou moeten slaan. “Ik heb jarenlang mijn best gedaan om er voor te zorgen dat je zou denken dat ik dit nog nooit gedaan had.” Zeg ik inmiddels best wel over mijn zeik. “En wat vind ik hier in dit laatje? Je hebt me gewoon jarenlang in de zeik genomen!” Even waan ik mij mijn vader die tegen zijn zoon tekeer gaat en realiseer me dat het nergens op slaat.
Hij kijkt me geamuseerd vanaf de bank aan, een dikke wolk rook verlaat zijn neusgaten als hij probeert zijn lach in te houden. “Waar heb je het in godsnaam over jongen? Dacht je echt dat ik het niet wist? Zulke dingen weet een vader gewoon. Ik verbaasde me er nog over dat je echt geloofde dat ik je benen zou breken. Het was wel aandoenlijk hoe je je best deed de sporen te wissen, maar ik zag het aan je ogen. Je deed het gelukkig niet teveel, dus mijn dreigementen misten niet hun doel!” Neemt hij de rol van papa weer soepeltjes over. “En dat daar is niet van mij maar van een vriendje van me.”

En daar sta ik dan met mijn grote mond. In mijn handen bungelen de zojuist gevonden grote vloei, en het zakje wiet.