maandag 25 juli 2011

Mijn droomvakantie

Ik sta ineens als 36 jarige alleen op een camping in de ardennen. Het publiek op de campings in de ardennen kenmerkt zich door het feit dat het gezinnen op vakantie zijn of groepjes jongeren die een weekje of weekendje aan outdoor activiteiten gaan doen. Iedereen is dus jong of samen of allebei. Door verschillende omstandigheden ben ik hier beland, één omstandigheid is het feit dat ik niet in Frankrijk ben bij de ouders van mijn vriendin.

Dan merk je toch ineens dat je geen 20 meer bent. Het begint al bij het inchecken bij de receptie van de camping. Eigenlijk al bij het uitzoeken van de camping, want wat zocht ik eigenlijk? Geen jongerencamping, zoveel zelfbesef heb ik ook wel weer. Maar een familiecamping waar er na elf uur geen geluid mag worden gemaakt ging me ook wel iets te ver. Ik heb er namelijk niets op tegen om tot diep in de nacht bier te drinken met een groep gezellige mensen.
Camping Benelux in La Roche ging het worden. Een gezellige mix van trekkers en families. Een gezellige bar voorziet in het vertier in de avonduren en is open tot 01.00 uur. Dat bood perspectief. Er was zelfs een plek waar men gezellig kon samenzijn rondom een kampvuur. En ze hadden gratis wifi.

Zoals gezegd voelde ik mij al niet perse op mijn gemak bij de receptie. Ik kwam vragen om een plek om een tent neer te zetten. Hoeveel tenten en hoeveel personen vraagt de wat zwaar opgemaakte plusminus 45-jarige brunette me. In eerste instantie antwoord ik niet daar ik ben afgeleidt door de vrij en lustig bungelende borsten in haar tanktop. “Eh,.. une tente pour une persone madame,” antwoord ik stamelend. Ze kijkt me onderzoekend aan, het is niet te zien of het uit interesse is of dat ze het niet helemaal vertrouwt. Halverwege het onderzoekend naar mij kijken stoppen haar borsten eindelijk eens met bewegen. Ik zet de auto zo dicht mogelijk bij het tentenveldje neer en ga op zoek naar een plek om de tent neer te zetten. Ondanks het slechte weer is het veldje redelijk vol. “Heb ik gelukkig nog een beetje kans op wat aanspraak vanavond” denk ik. De meeste kampeerders zijn op pad, ik kan dus niet zien of ik een beetje leuke buren ga krijgen, ik moet mijn plekje dus maar uitzoeken gebaseerd op locatie. Heel professioneel kijk ik omhoog naar de, achter de wolken verscholen, zon om te kijken of die niet om 6 uur ’s ochtends al vol op de tent staat en controleer de grond op haar mate van waterpasheid. Ik besluit schuin achter een boom te gaan staan en gok dat ik ten westen van die boom sta. Ik ga mijn spullen pakken.

Bij mijn auto staat de mevrouw van de receptie. Als ik aankom glimlacht ze betekenisvol en bungelt ze weer richting receptie. Binnen een kwartier ben ik ingericht en zet ik mijn auto weg. Ik loop naar het dorp om wat laatste inkopen te doen. Ondanks mijn redelijk minutieuze planning ben ik toch één en ander vergeten. Zoals daar zijn de fluitketel en de zaklamp. Deze zijn snel gevonden en ik besluit de finale van de touretappe te kijken in een café. Het zit vol met mannen van middelbare leeftijd, ik bestel een biertje en zoek een plekje met goed zicht op de tv. Al snel raak ik in gesprek. “U ook even weg van vrouw en kinderen om onder het genot van een pintje de Tour te kijken?” Vraagt de Belgische man in zijn beste Nederlands. “Nou eigenlijk ben ik hier alleen,” antwoord ik oprecht. De man kijkt me bedenkelijk aan en lacht dan. “Alleen ,.. hier? Hier zijn toch alleen maar gezinnen en groepjes jongeren?” Terwijl hij de betekenis van zijn woorden tot zichzelf door laat dringen krijgt hij een samenzweerderig glimlachje rond zijn mond. “amai, goe gezien ami, ge weet maar nooit.” “Wie zit er in de kopgroep?” probeer ik het onderwerp te veranderen naar iets met een minder vunzige ondertoon.

We babbelen wat over de koers en drinken in iets te rap tempo nog vier trappisten. Buiten miezert het onderhand, niks bijzonders now a days in Europa, ik wandel naar de camping en ga op zoek naar mijn tent. Helaas zit er niemand voor zijn tent in dit kloteweer, dus weet ik nog niet wie, wat en hoe mijn buren zijn. Gezellig op een wankel gastelletje een zakkie pasta opwarmen is ook niet echt een optie dus ik ga in het restaurant maar wat eten, maar niet voordat ik eerst met de onvermijdelijke rol toiletpapier, handdoek en toilettas naar de douche- en toiletruimte ben geschuifeld.

Weer fris en fruitig neem ik plaats aan een tafeltje onder het afdakje, het is per slot van rekening vakantie dus eten we buiten. Her en der zitten gezinnen en stelletjes wat te drinken, en er worden bordspelletjes gespeeld. Allemaal in lekker makkelijk zittende outdoor kleding, zoals kennelijk gebruikelijk in de campingscene. Ik heb voor de gelegenheid bedacht een overhemd aan te trekken en een spijkerbroek, met teenslippers. Het is tenslotte vakantie. Ik val duidelijk uit de toon. De receptioniste is getransformeerd tot serveerster, ze heet mij met haar verleidelijkste glimlach welkom en vraagt wat ik wil drinken.
“Een rode wijn alstublieft mevrouw.” Probeer ik zo afstandelijk mogelijk te zeggen. Al vrees ik dat de trappisten mijn ogen in standje guitig hebben gezet. Diezelfde trappisten hebben haar bungelende vrienden ook een stuk interessanter gemaakt. “En de plat du jour graag,” sluit ik mijn bestelling af.

Ik drink rustig van mijn wijn in afwachting van het eten. De wijn haalt desalniettemin het eten niet. Audrey, de bedienende receptioniste, brengt mij ongevraagd nog een glas met een knipoog ten teken dat het van het huis was. Denk ik. Hierbij vertelde ze ook meteen haar naam. Audrey, ik heb altijd al een zwak gehad voor namen als Audrey. Geen idee waarom. Het tweede wijntje doet me besluiten niet meteen af te taaien na het eten. Het eten volgt snel, en voel ik tijdens het uitserveren nou iets tegen mijn schouder aan duwen…..?

Ik word wakker, vakantie! De auto is snel ingepakt en ik ben er helemaal klaar voor. Eerste stop is La Roche in de ardennen, camping Benelux. Ik loop een laatste ronde door huis, trek er nog een stekker uit want 'je weet maar nooit' en ga op pad. Alleen de grote wereld in, het avontuur lonkt, de zon doet een moedige poging mijn strijdvaardigheid kracht bij te zetten. Ik zet Pearl Jam op en schreeuw hard mee. Dat moet ook wel want zo’n diesel maakt een pokke herrie! Bij Amstelveen hoor ik mezelf ineens heel hard schreeuwen. De snelheid zakt dramatisch, ik vlucht naar de vluchtstrook. Ik sta stil. De motor loopt maar reageert niet op mijn verwoede pogingen het gaspedaal in te drukken. Ik zet de motor uit,… en weer aan. Even lijkt hij het weer te doen, ik manoeuvreer de weg weer op en schakel door. Weer niks, ik rij definitief de vluchtstrook op en bel de ANWB, wordt weggesleept naar een veiliger plek. De Monteur is er snel uit, computer stuk, moet vervangen, in de veiligheidsmodus (stationair en dus 50km/h) terug naar af.

woensdag 13 juli 2011

De alles vernietigende spijt

Hij zit daar op het bankje tegenover de lagere school, diep weggedoken in de capuchon van zijn trui. Over die trui draagt hij nog een dikke vieze jas. Het is herfst en er hangt regen in de lucht. De eerste bladeren beginnen al te vallen, de lucht is kortom zwanger met de aankomende koude. Hij staart naar de grote dichte deur van het kleine schooltje. De deur die weldra open zal gaan om een meute van vreugde schreeuwende kinderen los te laten. Hij zit daar voor dat ene kleine lieve meisje, met die lieve blonde staartjes en die onschuldige blauwe kijkers. Die kijkers die hem zo aan zichzelf doen denken. Het beeld doet zijn maag samentrekken, een traan zoekt zijn weg door de diepe vieze groeven die zijn gezicht tekenen.

“Waar ging het mis?” Denkt hij voor de zoveelste keer bij zichzelf. "Was het die laatste vijf gulden munt? Die munt die eigenlijk voor de boodschappen was maar die ook echt de uitweg uit de ellende leek te zijn, deze keer echt! De munt die verdween in dat verschrikkelijke apparaat bij de snackbar, net als al die andere laatste vijf gulden munten die daar in die gleuf verdwenen?" Hij zucht vol spijt.

Het is bijna zover, als hij heel goed luistert dan hoort hij de stoelen in het schooltje al schuiven. Hoort hij hoe de boekjes in de kleine tasjes verdwijnen en hoe het de kinderstemmetjes zich langzaam van fluistertoon naar hoger volume vervormen. En hoe de juf tot het laatste moment de orde probeert te bewaren.

De opwinding in de klas slaat op hem over, hij gaat eens verzitten. Zijn blik wordt strakker richting de grote deur, zijn oren gespitst op de bel die weldra gaat rinkelen, ter inleiding van het weekend, van het moment dat hij haar ziet lopen.

"Ging het misschien mis bij dat ‘ene’ biertje in het café van ome Cor? Dat ene biertje dat altijd een tweede, derde, vierde en weet ik niet hoeveelste werd? Zou kunnen denkt jij treurig terwijl hij nog een slok van zijn bier neemt en inschat of hij nog een sjeggie zal draaien of dat hij moet wachten omdat de dag nog lang is en hij niet weet of hij daar wel genoeg voor heeft. Hij rolt er nog één en besluit er extra van te genieten.

"Of ging het daarvoor al mis, op zijn werk, toen hij zijn duim eraf zaagde. Wat was dat een bloedbad. Ze hebben de duim niet eens meer teruggevonden. Maar ja. Hij was wel direct uit de roulatie en zonder werk. God wat miste hij het samen zijn met de jongens aan de werkbank, in de kantine, na het werk, wat mistte hij het contact. Ineens moest hij zichzelf vermaken. Zijn vrouw kon er niets mee. En was binnen de kortste keren vertrokken met zijn dochter. Ze had gelijk ook, achteraf. Wat deed hij nou helemaal?" Gokken en drinken. Het leek allemaal zo onschuldig, ooit.

Andere ouders hebben zich verzamelt rondom het schoolpleintje. Hij hoort ze denken: wat moet die vent? En:”Is dat niet die dronkaard die hier elke dag zit? Daar zouden ze toch eens iets aan moeten doen!” Ach, hij is het gewend ondertussen. De vooroordelen.

De bel klinkt. De kinderen rennen de school uit, gillend, schreeuwend! Wel twee hele dagen vrij! Een klein meisje met twee blonde staartjes en hel blauwe ogen rent rechtstreeks naar het bankje recht tegenover het schoolplein. Ze gaat zitten, en wacht. Alle andere kinderen zijn al weg met hun ouders. Ze zit daar helemaal alleen, haar korte beentjes wiebelen van voor naar achter waardoor haar losse veter gezellig heen en weer zwiept. “Mama komt zo hoor,” fluistert ze tegen haar katoenen pop, “en misschien komt papa ook wel vandaag!” Ze kijkt verheugend om zich heen, de lege straten in.

zondag 3 juli 2011

De buik van Aida


De trein staat stil voor het centraal station van Amsterdam ter hoogte van de passenger Terminal. Op zijn hollands gezegd: De aanlegplaats voor passagiersschepen. De hele grote blauwe letters die samen AIDA vormen vallen me al snel op. Ze zijn geplakt op de dikke buik van een groot wit cruiseschip. Het grote schip met de exotische naam brengen mijn gedachten op hol. Het is minstens 100 graden in de trein dus mijn lichaam is al helemaal in de verre oorden stemming, Aida heeft mijn geest verder op weg geholpen.

Terwijl de zon de coupe nog verder opwarmt waan ik mij op het voordek van het schip, op een strandstoel naast het zwembad. De golven die tegen het schip beuken doen dit in een aangenaam ritme en een lekker geluidsniveau. Het ritme wordt af en toe verstoord door een plonzende medemens. Lachend kijk ik goedkeurend over mijn zonnebril naar de bikini dragende dader en ga verder met mijn eigen gedachten. Onze bartender, uiteraard van Antilliaanse afkomst, lacht luid en aanstekelijk terwijl hij de heerlijkste cocktails klaarmaakt. Al moet gezegd dat hij wat scheutig is met de alcohol, vooral bij de blonde vrouwen. Maar goed, wat geeft het, we hoeven nergens heen.

Tussen het zonnebadend cocktails drinken door worden we losgelaten in de meest sprookjesachtige dorpjes die de Oriënt rijk is. Daar waar de mensen nog geloven in geesten uit flessen en waar nog sultans met een tulband en met gekromd zwaard aan de heup rondlopen. Waar buikdansen nog opwindend is in plaats van wanstaltig. Waar kleine aapjes een pakje aanhebben en aandoenlijke dingen doen. In de kleine broeierige steegjes roken we waterpijp met de lokale bevolking nadat we ons te goed hebben gedaan aan sappige lamsbouten, verse vijgen en dadels en heerlijk soepele rode wijn uit van die gezellige leren zakken. De gouden belletjes om de heupen van de buikdanseresjes klingelen er lustig op los en één van mijn blonde reisgenotes begint spontaan mee te doen, en, of ze heeft het eerder gedaan of de magische sfeer in combinatie met de zwoele temperatuur en gul geschonken wijn missen hun uitwerking niet.Tot diep in de nacht drinken we, dansen we en genieten we van de gastvrijheid.

Waar een tijd van komen is komt ook een tijd van gaan. Ik neem afscheid van mijn nieuwe vrienden, ik beloof ze nog vaker op te zoeken en ga op zoek naar Aida. In de hoop dat ik de weg nog kan terugvinden in dit labyrint, dwaal ik door kleine en spannende steegjes. Hopend dat ik niet verstrikt raak in het web van bedwelmende pijp tabak en waarzeggers achter dikke zware gordijnen. Het duizelt, en ik ben mijn oriëntatie kwijt. Ik ga van steegje naar steegje. Door achteraf kamertjes, door kelders en steeds weer wenkt een mysterieus fluisterend personage dat hij weet waar ik naar toe moet.Elke ruimte komt uit in weer een andere straat. Nadat ik voor mijn gevoel wel door duizend en één gordijnen ben gelopen sta ik ineens in de haven. Aida is rood, groen en geel verlicht. Ze verwelkomt me door haar ladder te laten zakken en me binnen te laten. Op het voordek bij het zwembad staat de bartender, uiteraard van Antilliaanse afkomst, lachend zijn cocktails te bereiden. Hij wenkt me, in het zwembad is nog volop actie. “Kom” zegt ie, “drink er nog er met me en geniet van deze mooie avond. Geniet ervan voordat de dag haar weer opslokt.”

“Kijk dat grote witte schip moeten we hebben moeder!” zegt de man die tegenover mij zit tegen zijn vrouw naast me. De warmte heeft natte plekken gemaakt onder hun oksels en borsten. Ze zijn op respectabele leeftijd en klaar voor hun reis naar de Oriënt, met Aida. In kaki driekwart broek, sokken in hun sandalen en in hun survival overhemd. De ooit blonde vrouw kijkt verlangend naar buiten: “ik ben blij als ik met een cocktail aan dat zwembad op het voordek lig.”