Hij schenkt de thee in uit de thermoskan die de zuster
net heeft neergezet, Het is vier uur en in het ziekenhuis is het dan de
gewoonte om een kopje thee te drinken.
Of koffie als je bezoek daar zin in heeft. Wij hebben gekozen voor thee.
Wij zijn Pappa, zijn vriend Henk, mijn
zusje Manon en ik.
De hand van mijn vader trilt een beetje en de thee komt
niet helemaal goed in het kopje terecht.
“Pap, je hand trilt helemaal! Hahahaha, dat is grappig!”
Lach ik. “Wat is er aan de hand?” Manon lacht ook. Het doet ons denken aan de spelletjes die we
speelden toen we nog echt klein waren. paardje rijden, de kieteldood, je kent
het wel.
Hij zet de kan neer en zucht diep. Henk kijkt bedenkelijk
en schaamt zich een beetje. Hij wil zich er niet mee bemoeien maar de woorden
branden op zijn lippen. Hij houdt zich in. Pappa begint te vertellen.
“Weten jullie nog dat opa z’n armen en handen altijd zo
trilden? Hij had de ziekte van Parkinson, dat is een ziekte waarbij je geen
controle meer hebt over je spieren. Hij had vooral last van de spieren in zijn armen.
Doordat je geen controle meer hebt over je spieren gaan ze heel erg trillen of
schudden. Ik heb daar dus ook last van en kan dus soms niet zo goed de thee
inschenken. Het is erfelijk.” Besluit hij.
De hoofdzuster komt langs en vraagt of er nog speciale
wensen zijn voor de avondmaaltijd. Ze kijkt begripvol naar de arm van mijn vader. Hij grijnst gemeen terug.
“Leverworst, smeerkaas, bruinbrood en een glas melk.” Dreun
ik tussen neus en lippen op, zoals iedere dag sinds ik hier ben.
Ik schrik een beetje van de laatste woorden van mijn
vader. Als mijn opa het had en mijn
vader heeft het, dan krijg ik het dus ook. Pappa leest mijn gedachten en
probeert me gerust te stellen.
“Normaal gesproken slaat het een generatie over.
Dat betekent dat ik het dus niet zou krijgen want mijn vader heeft het al.”
“Maar ja, dat was ook niet het geval bij jullie toch?” Gooi ik het balletje snel en bijdehand terug.
“Ja, maar dat is
echt een hele grote uitzondering jongen, geloof mij maar . De kans dat jij het
krijgt is echt heel erg klein, echt heel erg klein.”
Manon d'r ogen zijn groot en angstig. Papa geeft haar een kus, "het is vooral iets voor mannen Lieverd. Jij hoeft ook niet ook bang te zijn."
Hij pakt de kan weer op en
probeert de thee weer in te schenken. We kijken samen geschrokken toe.
Het mislukt. Pappa zucht en kijkt boos weg. Hij pakt een
sigaret, en een aansteker uit zijn jas. Met trillende handen probeert hij de
sigaret aan te steken. Hij kan zijn duim niet lang genoeg stilhouden om de vlam
aan te houden. Terwijl Henk de thee inschenkt houdt hij hem een aansteker voor.
Pap kan zijn hoofd nog stil houden en het lukt hem op deze manier om de sigaret
aan te krijgen.
Roken in het ziekenhuis was nog heel normaal.
“Als hij zich er erg druk om maakt wordt het alleen maar
erger." Legt Henk uit. "Soms verkrampt hij helemaal, Hij wil eigenlijk helemaal
niet op zijn vader lijken, dat maakt hem kwaad.” Fluistert hij verder.
“Maar goed jongen,” gaat mijn vader verder met trillende
stem nu. “Jij hoeft je echt geen zorgen te maken. De kans dat dit nog eens
gebeurt is nihil.”
“Maar hoe gaat het met jou? Zijn je bloedsuikers alweer een beetje op
peil? Ik hoorde van de zuster dat het wel weer goed gaat. Dat is fijn om te
horen jongen. Je liet ons wel weer erg schrikken hoor!
“Ja het ik voel me ook wel meteen een stuk beter, vanaf
nu moet ik maar proberen die bloedsuikers een beetje normaal te houden.”
Zo kwam ik er achter dat mijn vader Parkinson had. Ik lag
in het ziekenhuis omdat mijn bloedsuikers tijdens mijn eerste stappen in de
pubertijd totaal niet onder controle te krijgen waren. (een combinatie van koppigheid
en hormonen) Hierdoor belandde ik bijna
in een coma. Ik moest strenger zijn voor mezelf, geen koekjes meer eten, niet
meer snoepen, geen patatjes meer na school bij de snackbar, geen roze koeken
meer bij de thee iedere pauze. 14 jaar en het roer moest al om.
Mijn vader legt zijn hand op mijn hoofd, de hand is
rustig. Mijn hoofd niet.