vrijdag 11 november 2011

Niets voor jou

Daar lig je.

Op je buik.

Pyjama nog aan.

Het huis is een bende.

Dit is helemaal niets voor jou, zo lig je normaal gesproken helemaal niet. Zo in de troep, zo in een hoekje. En waarom is je broek half afgezakt? Ik krijg het vermoeden dat hier iets niet helemaal in orde is. Het was ook al zo vreemd dat je al dagen de telefoon niet opnam.
Als ik dichterbij kom wordt alles mij op een verschrikkelijke manier duidelijk. Je ligt in een grote dieprode vlek. Je voeten doen denken aan die van een mummie, vel over been. Je billen zijn opgezet en blauw.
Je bent gevallen, opgekrabbeld, gevallen, en met je laatste krachten richting de bank gekropen om daar waarschijnlijk in een hoekje te gaan liggen, ineengekropen van de pijn.

Althans.

Dat is wat de lijkschouwer mij meedeelde na hun uitgebreide onderzoek. Maagbloeding, als gevolg van een verkeerde mix aan medicijnen. In eerste instantie dacht ik eerder aan moord, of aan zelfdoding.

Zelfmoord, het zou niet de eerste keer zijn dat hij dat probeerde. Ik herinner me het telefoontje van mijn zus nog goed. “Rogier, papa heeft een poging tot zelfmoord gedaan, we moeten er nu heen!
”Woede, verdriet en onbegrip vechten om voorrang in mijn hoofd, ze komen allemaal geen steek verder en laten mij vol woede, verdriet en onbegrip achter. Hoe kon je dat nou doen. En vooral, hoezo is het niet gelukt? Papa’s zijn sterk, papa’s zijn een voorbeeld, en dus als papa’s iets doen dan lukt het.


Niet dus

Nu is het anders, je ligt daar echt, en je bent ook echt dood, morsdood. Het leven is er echt helemaal uit en de eerste tekenen van nieuw leven beginnen zich enthousiast in je ontzielde lichaam te nestelen. Met dit besef trekt er gelijk een waas mijn brein in. Een waas van helderheid. Er gaat een knop om, ik moet handelen, ik moet iets doen!
112 lijkt me een goede eerste stap. Ik zeg tegen mijn lieve zus dat ze die moet bellen en dat ze zo snel mogelijk moeten komen. Waarom ik zeg dat ze zo snel mogelijk moeten komen weet ik niet zo goed, wellicht om Manon het gevoel te geven dat er nog iets te redden valt. En ja zo komen ze wel meteen, en doen ze er niet een uur over omdat er toevallig ergens anders ook iemand op sterven ligt. Ze bellen redelijk snel aan, aan de voordeur. Ik moet door het huis, we zijn door de tuin binnen gekomen en staan daar te wachten, te praten, te huilen, te bellen, radeloos te zijn. Ik doe mijn handen in mijn mouw als ik de deurklink vast pak, stel dat hij vermoord is dan mogen mijn vingerafdrukken niet overal bovenop zitten. (Ik ben zelf nog steeds verbaasd over deze heldere maar vreemde gedachtegang.)

Aan de gezichten van de broeders is meteen af te lezen dat het niet goed is. Hun telefoongesprek maakt de zaak definitief. “Het is hier goed mis. Verdachte situatie. Stuur alle diensten maar.” Zijn de flarden die ik oppik.

Daar lig je.

Op je buik.

Pyjama nog aan.

Het huis is een bende.

Dit is ook helemaal niets voor jou, zo had je van te voren niet bedacht. Mannen in witte pakken stappen over je heen, pulken met pincetten, wroeten door je spullen, overleggen met elkaar over je lichaam heen. Ze schudden hun hoofd, knikken bevestigend. Komen langzaam maar zeker tot een eindoordeel. De bel gaat nog een keer. Nog meer agenten die ons vriendelijk doch dringend verzoeken ergens anders heen te gaan.
“We moeten meneer gaan omdraaien en het is beter als jullie daar geen getuige van zijn. Er zijn echter ook nog een hoop vraagtekens dus hebben we jullie wel wat vragen te stellen. Bijvoorbeeld: waarom zijn jullie pas zo laat hier gekomen?”
Wederom vechten onbegrip, woede en verdriet om voorrang in mijn hoofd. Even wil ik heel bot en boos gaan doen, maar er knapt iets en laat het gebeuren. Ik steek nog maar een sigaret op en steek van wal. We worden bedankt voor de medewerking en het begrip. We worden genadeloos de straat opgestuurd, niet ver, blijf bereikbaar. Ik werp nog een laatste blik naar je lichaam. De allerlaatste.

We lopen weg, ik zie door de ramen en de tranen nog net vier mannen in het zwart aankomen. Met een zwarte zak.

Daar lag je dan.

Op je buik.

Pyjama nog aan.

Het huis is een bende.