maandag 31 december 2012

Over cowboys, amazones en zelf paardrijden

Paardrijden. Zelf associeer ik dat met bijvoorbeeld in volle galop door de branding razen, met een schuimbekkend paard. kadoeng, kadoeng, kadoeng, kadoeng! Of ik denk aan cowboys die door het wilde westen galopperen op zoek naar goud, drank of indianen. Stoere kerels met een leren hoed, stevige leren laarzen en een geweer om de brede schouders. Soepel springen ze op hun paard en gaan schijnbaar moeiteloos op pad. Al met al best een stoere bezigheid dus dat paardrijden.

"Wil je het ook even proberen?" Roept ze vanaf haar paard. Ik sta al een tijdje bewonderd te kijken naar haar. Hoe ze makkelijk blijft zitten, makkelijk het gehobbel met haar mooie lichaam absorbeert en schijnbaar het paard laat doen wat ze wil. Lukas rent genietend rondjes door de bak. Maakt een kort bochtje, een lange bocht, steekt diagonaal over en versnelt en remt af bij de minste beweging van haar armen en lijf. Het prachtige en belofte volle woord amazone lijkt voor haar verzonnen.

Met mijn grote mond had ik al een paar keer gezegd dat ik het ook wel eens wilde proberen als dat kon. Prompt probeerde Lukas mij het water in te duwen toen we een brug zonder reling overliepen en ik nietsvermoedend naast de kolos liep. In de bak, een paar momenten later, liep hij wild galopperend en briesend recht op mij af. Stoer bleef ik staan, met klotsende oksels.

Nu was het dus zover, direct zag ik de stoere cowboys voor me. Relaxed stappend door het wilde westen. "ja dat wil ik wel. Leuk!!" roep ik enthousiast. Voelde me al bijna een cowboy. Bijna, want eenmaal naast lukas zie ik eerder een rodeo-achtige gebeurtenis voor me. Potverdikkeme hij is toch best wel groot! En hoe kom ik hier in vredesnaam op!
Ik krijg een voetje van mijn Amazone en voor ik het weet lig ik op mijn buik op de rug van het paard. Ik heb zijn manen vast en trek mezelf verder omhoog, ik til mijn rechterbeen omhoog en over de rug heen. Het doel is dat ik aan iedere kant van zijn rug een been heb bungelen. Mijn geklooi blijft niet onopgemerkt, Lukas begint al vrij snel te bewegen met zijn hoofd en begint van ellende ook maar alvast te stappen.

Met een laatste krachtsinspanning til ik mijn been daadwerkelijk over zijn rug heen. Nu lig ik nog steeds plat op mijn buik maar bevinden mijn benen zich wel ieder aan een andere kant. Lukas blijft lopen terwijl ik me zo bewegingloos mogelijk probeer recht te zetten op zijn hoge rug. Dit lukt natuurlijk voor geen meter en lukas heeft geen idee wat ik wil en dat is lastig want ik ook niet echt. Laat staan dat ik weet hoe dat moet.

Affijn

Als ik eenmaal mijn positie heb gevonden en mijn rug heb gerecht en mijn schouders naar achter heb geduwd, zoals mijn amazone mij heeft opgedragen, staat Lukas stil. Ik laat de teugels rustig en ontspannen langs zijn hals bungelen, net als mijn armen. Dit is goed hoor ik naast mij. Met mijn hak por ik zacht in de zijkant van lukas, hij begint te stappen. Gelukkig, even was ik bang dat er meteen gegaloppeerd ging worden omdat ik het wellicht te hard deed. Ik wil iets naar links dus trek ik aan de linker teugel. Niets, lukas stapt rustig rechtdoor. Ik trek iets harder, nog niets, geen beweging te krijgen in dat beest. We lopen recht op de uitgang van de bak af en ik begin mij ietwat zorgen te maken.

"Niet over de hals lieverd." Hoor ik naast mij. Ik heb geen idee waar het over gaat. "Als je de teugels aanhaalt dan moet je die van het paard afhalen zodat zijn hoofd ook echt opzij gaat. Nu trek je het alleen maar omhoog aan één kant." legt ze verder uit.
Deze uitleg helpt en ik stuur lukas van links naar rechts. Zo ongeveer.

Ik zit boven op een reusachtig beest, en het doet zo ongeveer wat ik wil. Ik fantaseer de cowboyhoed er even bij en de stoere laarzen ook even voor het moment. Een warme gloed van trots trekt van mijn buik door naar mijn kaken en mijn lippen waardoor er een glimlach ontstaat. Ik rij paard, ik ben een cowboy!

"Wil je even draven?" Hoor ik uitdagend naast me. "
Mijn glimlach verdwijnt. "ben je gek geworden!Het is al veel te laat. We moesten maar eens terug naar de stal volgens mij.......

donderdag 27 december 2012

lege plek

Hij staat met zijn hoofd in zijn nek het puntje van de kerktoren te bekijken. Het is bijna nacht en de toren is prachtig verlicht. Door het licht zie je duidelijk dat het sneeuwt en het schouwspel kan als mysterieus worden omschreven.
De oude man staakt zijn getuur en mompelt dat ze verder gaan lopen. Hij pakt de rolstoel vast, draait deze de goede richting op en loopt over de Grote markt richting stadhuis. De man ziet er moe en onverzorgd uit, zijn kleding is ongewassen en zijn vlassige grijze baard staat al een paar dagen. Hij sloft achter de rolstoel aan alsof hij er liever zelf in zou zitten.

Hij strompelt langs de grote kerstboom die op het plein staat. "De boom staat er ook weer, Sinterklaas is koud het land uit en ze zijn alweer begonnen met de kerst. Het is wel een mooie dit jaar, veel mooier dan die van vorig jaar, zie je?" En hij richt de rolstoel richting de kerstboom om er even naar te kijken.
Na een paar tellen loopt hij weer verder. Zijn kleding is wat ongewassen maar van goede snit, verder oogt hij wat afwezig maar totaal niet dronken. Met zijn onderarmen leunend op de handvatten van de rolstoel rolt hij een shagje. "ja ja, ik weet het. Je gaat er dood van." Hij jaagt vuur in de sigaret en inhaleert diep. "ahhhh…. maar het is wel erg lekker!" mompelt hij tijdens het uitblazen van de rook.

Met het shagje in zijn linker mondhoek draait hij de rolstoel om en loopt verder over het plein. Een jonge knul op een fiets schiet rakelings langs hem. "Kijk uit je doppen ouwe!" Roept hij boos naar de oude man met de rolstoel. Die blijft verschrikt staan en vraagt zich af wat er zojuist gebeurde. "Het moet toch niet gekker worden hè?" Roept hij een beetje bozig. Zijn oude lijf en de rolstoel weerhouden hem ervan erachteraan te gaan. Vroeger, toen hij nog fit was en die rolstoel er nog niet was, was hij er wel achteraan gegaan. De kans is echter groot dat er toen niets gezegd werd, toen waren mensen eerder onder de indruk van hem dan dat ze hem uitscholden.

Voor het stadhuis kijkt hij naar de trap die naar de deur van de Ridderzaal loopt. "Weet je nog hoe we daar stonden te stralen? Wat een mooie dag was het toen hè? Kom we gaan nog eens op het bordes staan!" Zegt hij enthousiast.

Hij gaat met zijn rug naar de trap staan en met ieder stapje dat hij achteruit omhoog loopt tilt hij de rolstoel ook een trede verder, trede voor trede sleurt hij zichzelf en de rolstoel zo naar boven. "Je bent afgevallen," zegt hij terwijl hij de laatste trede overwint en op het bordes komt. Vorig jaar had ik dit niet gered denk ik. Toen woog je dubbel zoveel.


Daar staat hij dan. Jaren geleden stond hij hier samen, samen met haar, zijn vrouw. Mooie tijden waren dat. Ze straalden, keken naar de kerstboom die wel speciaal voor hun huwelijk leek neergezet. De oude man kijkt over het plein en naar de lege plek naast hem. Overmand door emotie verliest hij zijn balans. Net op tijd vindt zijn achterwerk de zitting van de lege rolstoel.

maandag 26 november 2012

Uitzichtloos

De straat is glimmend nat. De zon breekt bij lange na niet door de dichte mist heen die al dagen over de stad heen ligt. Als het leven niet figuurlijk uitzichtloos is dan is het dat wel letterlijk. Het is koud. Daar zit ze op de straat. Een vrouw van mijn eigen leeftijd, gekleed in drie jassen en voor zover ik kan zien minstens twee broeken over elkaar. Ze draagt twee verschillende schoenen. Naast haar staan drie grote boodschappen tassen van de Albert Heijn, gevuld met dekens en een dekzeil.

Ik loop op tien meter afstand en kijk haar aan, per ongeluk, te lang. Ze kijkt terug. Ik weet al waar dat op uit gaat draaien, een smeekbede om muntjes, de aanschaf van een daklozenkrant, of een tirade over hoe verrot deze wereld wel niet in elkaar zit. Ik kijk vlug weg, voel haar donkere ogen prikken als ik haar nader. Vanuit mijn ooghoeken probeer ik in te schatten wat er gaat gebeuren. Ze kijkt me aan, denkt na, vormt zich een beeld.
De priemende ogen dwingen me mijn pas in te houden en haar weer aan te kijken. Haar ogen staan fel maar triest, triest dat ik niet het lef had haar aan te kijken en fel omdat ik vermoed dat er nog iets van levenslust in haar geest zit. Misschien nog net genoeg om haar uit deze situatie te slepen of wellicht is het net genoeg om haar in leven te houden.

In de hoop dat het eerste het geval is stop ik voor haar neus en zeg haar gedag. “Ik ken jou wel," zegt ze lachend en beschuldigend. Jij zat ook op het SSG, net als ik.” Gaat ze haar verkapte beschuldiging verder. “Je herkent me toch nog wel? Ik zag meteen dat jij het was Rogier”

Ik zie ergens onder die capuchon en de wilde bos ongewassen haar wel iets bekends, en inderdaad zou het wel eens van de SSG kunnen zijn. Maar ja, ik zat daar bijna acht jaar op school en heb daar zoveel gezichten gezien en wellicht ook met zoveel meisjes contact gehad in intieme of minder intieme mate. Zou zij daar er één van kunnen zijn? Het was toch niet op één van die eindexamen feestjes waar we voor het eerst veel te veel gedronken hadden en waar er her en der voorzichtig wat gezoend werd. Ik kan mij niet voorstellen dat zij er één van was bedenk ik me als ik weer terugkeer uit mijn mijmeringen en terecht kom in haar aanblik. Natuurlijk, ze ziet er niet echt lekker fris uit nu maar ik kan er wel doorheen kijken. Nee, dit was geen meisje van wie ik het hart gebroken heb.

“Bianca toch?” probeer ik voorzichtig. Ergens hoop ik dat ik het mis heb want wil niet dat ze denkt dat ik altijd aan haar ben blijven denken, aan de andere kant vind ik het ook wel lullig als ik een totaal ander iemand voor ogen heb.
“ja! Wat leuk dat je dat nog weet. Hoe gaat het met je?” Vraagt ze naar de bekende weg. Ik was er al bang voor. Wat moet ik gaan zeggen tegen een zwerfster, een oud klasgenootje dat in mijn herinnering echt niet de slimste mooiste en meest ambitieuze meisje van de klas was. Maar waarvan ik ook niet had gedacht dat ze heel erg zou afglijden. Wat moest ik zeggen? Dat het zwaar was? Dat het iedere maand weer lastig is om alle rekeningen te betalen? Dat ik heel graag een ander huis wil omdat ik de plek waar ik nu woon een beetje zat ben? Dat ik even niet zo op mijn plek ben op mijn werk? Pfffff ik heb eten, liefde en een dak boven mijn hoofd. Alles wat zij niet heeft. Denk ik.

“Goed,” zeg ik dus naar waarheid. Automatisch komt de vraag: “En met jou?” bij me op. Ik slik hem nog net in. “Koffie?” vraag ik wijzend naar de Mc Donalds. “Want voor een biertje vind ik het nog wat te vroeg.” Probeer ik toch een tipje van de sluier opgelicht te krijgen over haar leefsituatie. Vurig hoop ik koffie, voor mijn eigen bestwil maar ook voor dat van haar.
“Als ik het dan toch voor het zeggen heb,” licht haar gezicht op, “dan lust ik wel een biertje.”

dinsdag 18 september 2012

Topsport en diabetes. Bestaat dat?!

De WK wielrennen in Valkenburg hadden een mooie primeur: De ploegentijdrit voor commerciële teams. De wereldpers liep vol enthousiasme uit om deze prachtige discipline te verslaan en mooie verhalen te maken over de renners en de ploegen die zich te pletter hebben gereden over de Limburgse heuvels.
32 teams gingen op zondag zestien september van start om geschiedenis te schrijven. De beste renners van de beste ploegen stonden aan de start. Nogmaals, een primeur en logischerwijs was de pers er al een tijdje druk mee.

Maar er was nog een primeur die niet veel mensen is opgevallen. Het niet zo grote Amerikaanse Team Type 1- Sanofi stond ook aan de start. Dit team is opgericht door Phil Southerland, een wielrenner met suikerziekte die tegen allerlei problemen opliep tijdens het uitoefenen van zijn sport. “Topsport? Dat kan helemaal niet als je diabetes type 1 hebt!” kreeg hij te horen. Sporten prima, maar in eigen tempo. Team Type 1 werd tot leven geroepen om te bewijzen dat diabeten met type 1 wel degelijk aan topsport kunnen doen.


De Nederlandse Suikerpatiënt Martijn Verschoor rijdt voor dit team en mocht starten in de ploegentijdrit. Ik kan mij sterk vergissen maar ik weet bijna zeker dat dit de eerste suikerpatiënt is die aan de wereldkampioenschappen wielrennen heeft deelgenomen. Dat lijkt mij eigenlijk niet geheel onbelangrijk, zeker niet als dit evenement ook nog eens in Nederland plaatsvindt.

Het had de NOS of Sporza of Eurosport gesierd als ze er tenminste een klein beetje aandacht aan hadden besteed. Hoe gaat zijn voorbereiding, waar moet hij onderweg nog aan denken? Hoe vaak test hij? spuit hij insuline bij? Of eet hij juist nog wat? Eerlijk gezegd vind ik dat er sowieso bar weinig aandacht is voor volksziekte nummer 1! (bijna dan) Het is nogal wat om de top van het wielrennen te bereiken, laat staan als je suikerziekte hebt. Dat vergt nog meer doorzettingsvermogen, nog meer ontberingen en nog meer frustratie dan het normaal gesproken al doet.

Maar daar reden ze dus, het team dat een mooie boodschap uitdraagt maar juist moet presteren om die boodschap goed uit te kunnen dragen. Ze rijden voor een statement en mochten dat doen voor het oog van de wereld.

Helaas startten ze vroeg, het publiek stond nog te keuvelen, het podium werd nog afgestoft, de camera mannen laadden hun materiaal nog uit en de journalisten deden nog een bakkie in de VIP tent. Team Type 1 werd genegeerd, hun verhaal werd niet opgeschreven toen ze totaal gesloopt en uitgewrongen als 31ste over de finish reden.

dinsdag 11 september 2012

Waarom varkens niet op het moslim menu staan

Onwennig openen ze het zware houten hek dat hen in een soort tussenruimte brengt. Het volgende zware houten hek leidt dan echt naar de plek waar ze moeten zijn. Daar waar de geiten, de kippen, de kalkoenen, de schaapjes, de konijntjes en de varkens lopen.

De kinderboerderij.

Hij heeft een lange jurk aan en een wit kanten petje op zijn hoofd, zijn baard is een centimeter of twintig lang. Zwart. Zijn vrouw ziet er heel normaal uit qua broek, alleen haar hoofd- en hals bedekkende satijnen hoofddoek steken een beetje af tegen de andere bezoekers. Ze pakken elkaars hand vast en lopen richting de schapen. Ze lezen aandachtig de informatiebordjes die bij de hokken staan. De hoofddoek van de vrouw bedekt nu ook haar neus. Het is een jong stel, hij een jaar of 26 en zij tikt net de twintig aan. Het is een mooi meisje denk ik, met hele grote amandelvormige diep bruine ogen. Ze lachen naar elkaar als ze weer de stallen uitlopen en bijna struikelen over een klein geitje dat op de grond in de zon ligt.

Een klein meisje vraagt ondertussen aan haar Crocs dragende moeder waarom die meneer een jurk draagt. De moeder moet het antwoord schuldig blijven waarop het meisje zelf maar vindt dat het een rare sinterklaas is. Ze gaat volledig voorbij aan de hoofddoek van de vrouw.

Eenmaal uitgelachen lopen ze verder naar de konijnen om daarna nog een kijkje te nemen bij de volière. De informatie bordjes worden weer aandachtig bekekenen en af en toe wijzen ze elkaar iets aan. Een vogel springt ineens onder de bladeren vandaan naar het hek van de volière, ze grijpt verschrikt haar man vast die haar teder omarmd.

Gearmd lopen ze door naar de grote modderpoel in het midden van de kinderboerderij. Drommen kinderen staan schreeuwend, gillend en giechelend aan het hek te kijken naar wat er zich afspeelt. Ze houden even halt, laten elkaar een moment los en kijken elkaar aan. Varkens. Wat te doen? Ze glimlachen begrijpend naar elkaar en houden elkaars hand stevig vast. Het moet er een keer van komen, nu dus.

In de hoek van de modderpoel staat een hele dikke zeug in haar eentje een beetje te rond te hangen. Niemand heeft verder oog voor haar want ze doet niets speciaals of bijzonders, ze staat daar maar. Ze lopen er naar toe, klamme hand in klamme hand, zij knijpt en hij knijpt harder terug. Met een korte gil corrigeert ze haar man, hij geeft haar een kus. De dikke zeug nadert en hun pas vertraagt. Het varken, niet echt een moslimfähig dier. Maar ja ze leven in een land van ham, varkenshaas en rollade, er moet dus wel iets goed zijn aan dat beest. Ze gaan het ontdekken.

Ten eerste vinden ze de stank van het varken in de modderpoel alleszins meevallen, veel minder dan voorgesteld in de Koran. Wat is er eigenlijk vies aan modder? Vragen ze zich allebei af. Ze staan aan het hek, het varken blijft stoïcijns op haar plek. Gelukkig maar. Ongemakkelijk draait de man op de ballen van de uit zijn jurk gestoken voeten. Hij kijkt nog eens goed naar het immense beest voor zijn ogen. Die kijkt terug en knort, het klinkt uitnodigend en vertrouwd. Hij kan het varken niet verafschuwen, hij kan niet vinden dat dit dier afschuwelijk is.

De vrouw ziet hem twijfelen en doet een stap verder naar voren richting het hek en het varken. Het varken schuurt op dat moment net even wat dichter tegen het hek. Het is onomkeerbaar: zijn vrije hand gaat richting hek en daarna er overheen. De islamitische hand komt terecht in de nek van het tegen het hek schurkende varken. Ze begint te knorren. Zijn hand schiet even omhoog, onwennig aan zoveel reactie op een aanraking. Voorzichtig legt hij zijn hand weer neer. De zeug beantwoordt dit met een luide knor en een harder schurken tegen het hek. De man pakt de vrije hand van de vrouw en in één gevouwen glijden hun handen over de rug van de zichtbaar genietende zeug. Vertwijfeld staan ze daar een varken te aaien. Ze vragen zich af wat het probleem is, zijn ze nu in overtreding? Mag dit? Is dit haram? Ze weten het niet.

Het deert ze eigenlijk niet meer. Het varken is er uitgebreid bij gaan liggen, die boeit het niet of ze in naam van God of Allah wordt geaaid. Ze zien het en geloven het wel. Varkens zijn leuk, daarom staan ze wellicht niet bij moslims op het menu.

dinsdag 14 augustus 2012

Mijn eerste keer met een Spaanse furie

Mijn eerste keer kan ik mij nog heel erg goed voor de geest halen helaas. Het was op een mooie warme dag in juni, de vijfde van die maand als ik mij goed kan herinneren. Ik was nog maar een broekie en had derhalve totaal geen ervaring, op wat droog oefenen in de aanloop naar het grote moment na dan. De afspraak was dat ze op een plekje aan het water zou staan, net buiten het dorp en vlak bij de haven. Dit was handig want er zijn daar in de buurt genoeg rustige plekjes om ongestoord te oefenen.

Opluchting als ik haar zie staan en verder niemand in de buurt die ons kan storen tijdens onze eerste stappen richting volwassenheid. Ze staat met haar kont naar me toe, haar mooie gezicht tuurt over het water. Godverdomme wat is ze mooi en godverdomme wat ben ik trots dat ik mijn eerste keer met haar mag beleven. Haar ronde vormen steken prachtig af tegen het scherpe zonlicht, mijn onderbuik roert zich en ik controleer een laatste keer of ik alle benodigdheden wel bij me heb. De schrik slaat toe als ik mij realiseer dat ik niet weet hoe dat ding ook alweer open gaat. Te laat, ik sta al vlak achter haar.



Ik loop om haar heen en bekijk haar aandachtig en monster gelijk de omgeving om mijn volgende stappen te plannen. De stappen die zo snel mogelijk naar het ultieme doel moeten leiden. De stappen die mij eindelijk verlossen van de last die op mijn schouders rust, de eerste keer is toch iets waar je jaren naar toe leeft, voor traint en oefent. Net als een Olympische sporter jaren toeleeft naar een plaats in een Olympische finale.

Als we linksaf slaan dan komen we heel snel op dat rustige weggetje met al die dijkjes en weilanden. Daar komt bijna niemand en kan ik dus rustig wennen aan de verschillende handelingen en wennen aan het gevoel van mijn Spaanse furie. Maar hoe kom ik hier weg? Ze staat op een soort hellinkje met haar neus naar het water. Het is ontegenzeggelijk een prachtig plekje maar handig is anders. Daar komt bij dat ik de hellingproef volgens mijn rij instructeur echt meester ben maar dat we hem nooit in zijn achteruit hebben gedaan. Laat staan op nat gras met de neus al bijna in het water. Ik hou echt van mijn moeder maar begrijp niet dat ze haar niet even achteruit heeft ingeparkeerd. Gewoon om mij een plezier te doen.

Affijn

Ik heb de deur open en ben druk bezig de stoel en de spiegels in te stellen op mijn lengte als er achter mij een hele grote vrachtauto gaat staan zodat ik ook nog eens een hele vreemde draai moet gaan maken. Het zweet breekt me uit. Eerst maar eens de motor starten. De auto schiet meteen vooruit en slaat af, hij stond in de versnelling. Precies zoals ik het niet geleerd heb van mijn rij instructeur. Van hem moest ik altijd de auto in zijn vrij en op de handrem parkeren in tegenstelling tot wat mijn moeder altijd van haar rij instructeur heeft geleerd. Kennelijk. Even opnieuw beginnen dan maar. Ik heb alles voor handen om een prachtig hoogtepunt te beleven, maar mijn lichaam en geest weigeren even dienst. Ik steek een sigaret op, moet even op adem komen.

De tweede poging verloopt iets beter al heb ik nog niet echt veel feeling met de combinatie koppeling/gaspedaal. Luid brullend rolt de auto langzaam achteruit, ik gooi het stuur om en ga veel te ver de bocht in, ik corrigeer en kom weer op het rechte pad.

We gaan vooruit.

Eindelijk schakel ik in de eerste versnelling laat de koppeling opkomen en geef te laat gas. Hots, bots, stil. Sneller gas geven dus om ook daadwerkelijk in beweging te komen. Na drie keer lukt het me om naar de tweede versnelling te schakelen en een beetje snelheid te maken, ik draai de weg op richting de weilanden. Een brede glimlach begroet me als ik in de achteruitkijkspiegel kijk, vrijheid. Ik gooi het raampje open, zet de stereo op tien en schakel naar zijn drie. Deel één van mijn volwassenheid is een feit, nu nog een keer een meisje scoren.

donderdag 7 juni 2012

Aanrijding met een persoon

Bam, kletter, Piep. Stenen vliegen tegen en langs de ruiten van de trein. Een andere trein komt hard toeterend tegemoet en dendert door. Onze trein is vol in de ankers, hotst en botst.

We staan stil, en heel even is het ook doodstil in de volle coupé. Verbazingwekkend toch, Nederlanders houden over het algemeen nooit hun muil. Maar goed, de stilte duurt uiteraard niet lang. Nadat vragende blikken gewisseld zijn van eigenaar komt het krakende antwoord uit de intercom.

Aanrijding met een persoon. Alweer.

Een zucht raast door de trein, van opluchting lijkt het haast. Er is in ieder geval echt iets aan de hand. De reacties die hier op volgen zijn verschillend te noemen, emoties nemen toch even de overhand als het lichaam vol zit met adrenaline van de schrik. Een dame voor mij: “O nee, wat erg, wat erreg.” Terwijl ze haar hoofd hoofdschuddend in haar handen legt. De man daarachter: “Godver! Het is toch niet te geloven!” Waarbij hij zijn hoofd hard naar achteren brengt en tegen de hoofdsteun bonkt en met zijn krant hard op zijn schoot slaat. Verder reageert niemand echt op elkaar. De meeste interactie is er met mensen die er verder helemaal geen ene moer mee te maken hebben.Via de telefoon dus.



Buiten regent het pijpestelen en een blik op de hemel levert niet de gewenste bevestiging op dat dit een tijdelijk buitje betreft. Het is windstil en de lucht zit potdicht. Twee dames achter mij zien de lol van deze situatie wel in en menen lachend dat ze toch wel een gratis bakkie koffie hebben verdiend. "Een bakkie troost", zoals ze er grinnekend en trots op zoveel spitsvondigheid aan toevoegen.

Buiten komt alles op gang nu. Brandweer, politie en ambulance personeel lopen af en aan. Snuffelen onder de trein, overleggen met elkaar en gooien gevonden voorwerpen in een bak met een doek er overheen. Twee jonge meiden overleggen ook met elkaar; welke van de uniformen is het knapst. Je moet wat om de tijd te doden.

De bloemen in het weiland langs het spoor hebben hun mooie kopjes laten hangen, zelfs de klaprozen langs het spoor willen het niet zien, en wenden hun blik af. Voorbij rijdend verkeer blijft juist even stil staan om de, hoogstwaarschijnlijk, fel rode punt van de trein te aanschouwen. Het moet een luguber gezicht zijn. Een bevriende ambulance broeder heeft wel eens gezegd dat het net is alsof er iemand door een vergiet is gedrukt.

Ondertussen heb ik begrepen dat het om een 18 jarige jongen gaat. Hij stuurde zijn ouders nog een laatste sms-je. waarschijnlijk met locatie.

ACHTTIEN jaar!

Eerder op de dag toen ik nog in de trein zat vroeg ik mij nog af wat iemand er toe zou kunnen zetten om zulks te ondernemen. Schulden, werkeloos, je kinderen niet meer kunnen voeden, etc. Allemaal geld gerelateerde zaken, geïndoctrineerd als we allemaal zijn door de financiële crisis. Nu komt er ineens een heel ander palet aan redenen voor de geest. Had hij last van alles verslindend liefdesverdriet? Of werd hij zo erg getreiterd op school dat zijn enige verlichting de dood was? Werd hij misbruikt? Vroeger, of nog steeds. Was hij nog maagd en dacht hij dat dit echt niet meer kon op zijn leeftijd? Hoe het ook zij. Iets was erg genoeg om alle realiteitszin te verliezen. Om geen rekening meer te kunnen houden met machinist, reizigers, lotvallige toeschouwers, zijn ouders.
Hij sprong vanachter een electriciteitshuisje of iets dergelijks het spoor op toen de trein in volle vaart aan kwam razen. Hoeveel treinen zou hij voorbij hebben laten gaan voordat hij deze uitkoos?

Terug in de trein. Het zuchten en steunen begint de overhand te nemen. Er wordt heftig getelefoneerd met leidinggevenden, er worden verhaaltjes in boekjes geschreven, er wordt veel op horloges gekeken. Gedempte gesprekken worden om de haverklap overstemd door laag overrazende vliegtuigen.
Buiten, in de zeikende regen, loopt een puberig meisje over de verlaten landweg. Ze slentert alsof het zonnetje schijnt en weet waar ze heen loopt. Ze is geheel in het zwart gekleed, haar gitzwarte haar steekt hard af tegen haar bleke gezicht. Ze stopt om naar de trein en het tumult te kijken. Ze pakt haar telefoon en maakt een foto, onbewogen. Naast haar een man en een vrouw, jaar of veertig, gearmd, schokkend, ontroostbaar.

donderdag 10 mei 2012

Verhuis verrassingen

Ik trek een lade open, of beter ik trek een lade uit de kast. We gaan mijn vader verhuizen en dus is het handig als de kasten allemaal zoveel mogelijk leeg zijn. Dat tilt prettiger.

“Nee, laat die nog maar even zitten…….” Sterft zijn stem weg als hij ziet dat de lade er al uit is. “Die moesten nog uitgezocht worden, dat kan ik beter even zelf doen,”
Als ik in het laatje kijk wordt duidelijk waarom. Ik schiet woest in de lach. Ik herinner mij nog heel erg goed hoe ik als puber altijd heel erg mijn best deed om te voorkomen dat hij er achter kwam dat ik het deed. “Ik breek allebei je benen als ik erachter kom, dat doe je maar lekker als je het huis uit bent. En denk erom, ik ruik het direct!”

Zijn woorden maakten nogal indruk en ik geloofde heilig dat hij het meende. Alles deed ik eraan om er voor te zorgen dat hij het niet rook. Zo likte ik de hele weg naar huis als een idioot aan mijn vingers om de geur maar weg te likken. Niet dat ik er van uit ging dat meneer nog wakker zou zijn om half vier ’s nachts, maar goed, ik wilde er 's morgens niet nog naar ruiken. Op zich was het likken niet eens zo erg, het was altijd wel een prettig apart smaakje.

Verder fietste ik altijd met mijn neus in de wind. In de veronderstelling dat de geur er dan wel uit zou waaien. Uit mijn toen nog rijkelijk aanwezige haar bedoel ik dan. Eenmaal thuis kwam ik er over het algemeen achter dat iedereen al rustig in diepe slaap was. Languit op de bank rookte ik dan nog een sigaretje uit het pakje van mijn vader (dat mocht ik dan weer wel van hem) en schonk nog een biertje in. Om eens rustig na te genieten van de mooie avond. Hij is er nooit achter gekomen.

Dacht ik

“Wat sta je nou te lachen?” Vraagt mijn inmiddels stuk oudere vader aan zijn inmiddels volwassen zoon. “Nou pap,” twijfel ik even over de toon die ik aan zou moeten slaan. “Ik heb jarenlang mijn best gedaan om er voor te zorgen dat je zou denken dat ik dit nog nooit gedaan had.” Zeg ik inmiddels best wel over mijn zeik. “En wat vind ik hier in dit laatje? Je hebt me gewoon jarenlang in de zeik genomen!” Even waan ik mij mijn vader die tegen zijn zoon tekeer gaat en realiseer me dat het nergens op slaat.
Hij kijkt me geamuseerd vanaf de bank aan, een dikke wolk rook verlaat zijn neusgaten als hij probeert zijn lach in te houden. “Waar heb je het in godsnaam over jongen? Dacht je echt dat ik het niet wist? Zulke dingen weet een vader gewoon. Ik verbaasde me er nog over dat je echt geloofde dat ik je benen zou breken. Het was wel aandoenlijk hoe je je best deed de sporen te wissen, maar ik zag het aan je ogen. Je deed het gelukkig niet teveel, dus mijn dreigementen misten niet hun doel!” Neemt hij de rol van papa weer soepeltjes over. “En dat daar is niet van mij maar van een vriendje van me.”

En daar sta ik dan met mijn grote mond. In mijn handen bungelen de zojuist gevonden grote vloei, en het zakje wiet.

donderdag 19 april 2012

Vliegend naar de vrijheid

Drie zwarte vliegen zitten op het raam als ik de gordijnen open. Ze zijn ongeveer een centimeter lang en ik schat 7.5 millimeter dik. Ze zoemen lustig om elkaar heen en af en toe knalt er één keihard met een zachte tik tegen het raam. Ze willen naar buiten, ze willen de vrijheid in.
Waar ze vandaan komen weet ik niet. Waarschijnlijk uit een dode muis of vogel die ergens tussen het plafond of in de dakgoot zijn of haar laatste adem heeft gelaten.

Ze doen me denken aan een huis waar ik ooit voor het laatst was. Het raam zat vol met dezelfde dikke zwarte vliegen, zoemend door elkaar heen op zoek naar de vrijheid. Met een harde plof vlogen ze om beurten tegen het raam. Een hele berg lag al voor het raam op hun rug. Die hadden hun zinloze vlucht naar de vrijheid niet gehaald.
Het lege huis was dat uiteraard niet altijd, een paar dagen eerder zijn we hier met man en macht aan het werk geweest om de spullen er uit te halen. Een ieder met zijn eigen gedachten en herinneringen, de meesten hadden de spullen hier twee jaar eerder ook al neergezet. Dat was een vrolijke bedoeningen en een fijne aangelegenheid. De reden dat we hier nu weer stonden was een stuk minder aangenaam.

Afijn.

Het huis was leeg. Ik keek uit het raam, tussen de vliegen door, de tuin in. Het was warm geweest in die oktobermaand en de tuin lag er nog netjes bij. Nog niet alles was dood en de perenboom droeg nog steeds vruchten. “De zomer was laat.” Denk ik bij mezelf. We zouden op het uiterste puntje van de tuin een moestuin gaan aanleggen. Leuk, een beetje de eigen groente verbouwen. Gewoon voor de lol en wie weet kunnen we het nog eten ook. Was het niet een maand eerder dat we dit bespraken tijdens de barbecue? De lege plek achter in de tuin vertelde me dat hij het niet vergeten was. De vliegen zoemden om mijn hoofd. Ik kon ze niet haten, ik kon me er niet aan irriteren. Ze waren een laatste getuige, ze waren….

Ik kijk naar de drie dikke vliegen op het raam en denk aan toen. In mijn herinnering is het huis weer vol. Gelukkig. We zitten aan tafel, een tafel die volstaat met eten en wijn. Iedereen is er en is blij, lacht en straalt. Er is vast iemand jarig in deze herinnering of het is een feestdag. Maakt niet uit ook natuurlijk, het komt uiteindelijk op het zelfde neer.
Plof! Er probeert er weer één zich een weg door het raam te boren. Kansloos natuurlijk. Een beetje groggy daalt de vlieg naar de vloer, hij haalt het net niet en vliegt weer omhoog om zich bij zijn twee vriendjes te voegen. Hij zal ze echter niet alle twee aantreffen. Eén van hen heeft zich voorgenomen ook naar buiten te gaan.

In volle vaart komt hij aanvliegen en gaat er vol voor. Iets in mij zegt dat dit wel eens de genade klap zou kunnen zijn, zo hard komt hij aanvliegen. Dankbaar voor de herinnering die ze mij hebben gegeven open ik net op tijd deur. Ze vliegen gedrieën naar buiten, de vrijheid in.

zondag 15 april 2012

wachten, wachten, wachten

Links, rechts, rechts, links, weer links, naar rechts, links, omhoog, omlaag, rotonde driekwart, vluchtheuvel, drempel, links, rechts, omhoog omlaag, opschakelen, afschakelen, remmen en weer optrekken. Wegversmalling, omhoog, stilstaan en weer optrekken, valpartij, geschreeuw, gekraak. Wachten. En dat 255 kilometer lang.



De racebandjes slijten meer aan de zijkant dan op het midden. Remblokjes piepen van vermoeidheid en kettingen kraken van het vele schakelen. Als je niet moe wordt van de kilometers dan is het wel van het concentreren, of van desillusie.
Zelf heb ik de finale van de Amstel Gold Race een stuk of vijftien keer gereden,desalniettemin stond ik steeds weer perplex als ik ineens op de Kruisberg stond te harken terwijl ik dacht dat het de Eijserbosweg moest zijn. Laat staan hoe een Italiaan of Spanjaard die hier voor het eerst rijdt zich voelt. Nederland was toch vlak?

De Amstel Gold Race dus, Nederlands enige echte wielerwedstrijd en onderdeel van het klassieke voorjaar. Nou ja, Nederlands. De 255 kilometer worden verreden in het zuidelijkste puntje van Zuid-Limburg. Op een postzegeltje dus.
Dit jaar staan er weer een hoop kleppers aan het vertrek, natuurlijk met het oog op het aanstaande WK dat hier verreden gaat worden aan het einde van het jaar. Maar ook omdat deze wedstrijd onderhand een hele mooie koers is om op je palmares te hebben. Enkele namen die een sterretje in hun agenda hebben staan op de datum van de Amstel (en dus van het WK): Valverde, Rodriguez, Freire (valt het nou echt niemand op dat hij dit jaar alleen maar deelneemt aan wedstrijden met finish bergop?), Sagan, Sanchez, Evans, Cunego, Hoogerland, Chavanel, Gerrans, Geesink, Mollema. Om maar wat te noemen. O ja, en Thomas Dekker.

En dan nu de koers. Kopgroepje weg vanaf het begin, zoals het hoort. Normaliter wordt de kopgroep zo’n kilometer of 50 voor de finish ingelopen en is het spel op de wagen, begint het spektakel dus. Zo niet vandaag, 27 kilometer voor het einde, bij de beklimming van de verschrikkelijk steile Gulpenerberg rijden er nog steeds twee op kop. Meer dan 230 kilometer geen actie. Pfff. Nu is de beste wielertactiek vandaag de dag wachten, wachten, wachten. Nou, dat doen ze. Verder was het koud en grijs.

Op de Eijserbosweg rijden er nog steeds twee op kop.

Op de Fromberg ook.

Na de vierhonderennegentachtig bochten en 30 van de 31 steile pukkels vindt Freire (de koning van het wachten) het welletjes. Hij gaat de sprint niet afwachten en piept er op zijn Zoetemelks tussenuit. Waarschijnlijk is het ook voor het eerst deze dag dat hij iets van de omgeving herkent. Niemand reageert en het lijkt te gaan lukken. Nu kan Oscarito ook meteen in alle rust de finale van het WK bekijken.

Wachten dus. De Cauberg ligt voor de wielen, nog 1000 meter omhoog. Freire spartelt nog steeds voorop. Gilbert trekt zijn registers open, de rest slingert er achteraan.

Wachten. Nog 500 meter. Freire spartelt nog harder nog steeds op kop, ze zien hem. Gilbert spartelt onderhand ook, de rest volgt. Wat daar van over is. Onder hen vier grote namen, Cunego, Sagan, Valverde en Sanchez. Cunego gaat er vloekend bij liggen, Valvarde moet er omheen. Met Freire en de finish in zicht zet Gilbert nog één keer aan, en ontploft. Jelle van Endert en Sagan gaan over hem heen.

Wachten. In hun wiel Enrico Gasparotto. De hele dag niet gezien maar daar is de blonde Italiaan in Kazachse dienst. Ze rijden langs de kleine bekkentrekkende Spanjaard. Vijftien meter voor de streep zet Gasparotto één keer echt aan en rijdt als eerste over de streep.

En Thomas Dekker? Na twee jaar wachten mocht hij eindelijk weer meedoen aan een echte grote koers. Hij overleefde en kwam in de eerste groep binnen (18de), dat voorspelt veel goeds voor het WK. Afwachten dus.

dinsdag 10 april 2012

Sterven en weer opstaan

De spanning was prachtig opgebouwd gedurende de weken voorafgaand aan de twee grootste, en doorgaans, meest heroïsche klassiekers van het jaar. Kranten stonden vol met verhalen over de kanshebbers en geen televisie programma ging voorbij of er werd wel over gesproken. De ronde van Vlaanderen moest nog heroïscher en werd derhalve iets zwaarder gemaakt. Dus meer hellingen en nog korter op elkaar, wat dus meer spektakel op zou moeten leveren.




Helaas doen wielrenners nooit wat men van ze verwacht, het zijn soms net mensen. Er werd wat afgewacht, er werd wat gekeken en uiteindelijk konden drie renners het uitvechten. De Kapelmuur was er uit en dat bleek toch een enorme aderlating. Al was het alleen maar om het gemis van het door bier en worst gevoede gebulder van de grote uitzinnige menigte die altijd op de muur staat. Of om de mooie, meestal wonderschone, plaatjes en wielergevechten die richting Godshuis plaatsvinden. Een gemis dus voor de toeschouwer en de renners.

Natuurlijk, men kreeg de gedroomde winnaar. Tom Boonen moest winnen en deed dat. En uiteraard was er het alom vertegenwoordigde ‘wat als’ in alle media te lezen. Want tja, wat als Cancellara gewoon had kunnen meedoen in de finale? Soms lijkt het wel of Cancellara de koers kan breken of maken, valt de Zwitserse beul weg dan is het geen koers meer ofzo. Uiteindelijk komt het er bij fietsen op neer dat je op dat ding blijft zitten, als je dat niet doet dan gaat het mis en doe je niet meer mee. En nog iets: Als Gerrans in zijn wiel kan blijven in Milaan-San Remo dan kan Tommeke dat zeker in Vlaanderen.

De prelude naar de volgende kraker was wellicht nog gekker. Wilfried de Jong leverde een prachtige documentaire af over het rijden over kasseien in Noord Frankrijk en Vlaanderen werd gek bij alleen al de gedachte aan weer een winst van Tom Boonen. Mooi bijkomend detail is dat de Hel van het Noorden verreden werd op eerste paasdag. De koerskoorts steeg zelfs in Nederland tot Vlaamse hoogtes.
Ondanks dat er heel wat rijtjes de ronde deden met eventuele winnaars was er eigenlijk maar één winnaar mogelijk. Wie anders dan Cancellara kon Tom Boonen van zijn winst afhouden? Pozzato? Te Italiaans en te mooi. Thor Hushovd? Ach, die had nog geen enkele keer zijn neus tegen het venster geduwd dit jaar. Ballan? Dan moet Boonen eerst lek rijden. Tjalingi? Boom? Ik hoopte het van harte maar bij Rabo is de Grinta er totaal uit en durven ze niet te winnen dit jaar. Nee, alleen Cancellara kon hem verslaan, maar ja die deed niet mee. Alleen Boonen kon aanspraak maken op zijn vierde steen, zijn vierde winst in Roubaix, zijn volmaakte wederopstanding.
Twee jaar gesukkel. Leven en fietsen in de marge. Twee jaar met een laffe sprint en pudding in de benen. Twee jaar lang iets meer feesten dan trainen. De Belgen hadden hem afgeschreven.

Maar Tom was het daar niet mee eens. Hij begon dit jaar al sterk, reeg de overwinningen aan één en was de smaakmaker in de Vlaamse semiklassiekers. In een sprint, alleen, het maakte niet uit. Hij was terug. In de Ronde ging het niet helemaal van harte, zag het er iets minder zelfverzekerd uit en kreeg de concurrentie een beetje hoop. Cancellara was er niet bij richting Roubaix en dus hoefde men alleen maar Tom te volgen.
Op meer dan vijftig kilometer van de streep vond de vriendelijke Belg dat geloer en getuur welletjes. Hij zette aan. En bleef trappen. Onze Hollandse hoop in bange dagen, Terpstra kon zijn kopman een paar honderd meter volgen maar bij de eerste de beste kasseistrook moest hij hem laten gaan. “Wat een idioot,” dacht ik nog. Hoogmoed komt voor de val. Maar Tommeke bleef lekker draaien, vloog over de kasseien. Een hele Sky armada kon het gat niet dichten. En waar waren de andere favorieten? Het was toch een kwestie van Boonen volgen?
Jaja. Wat zal hij hebben gelachen, “ik zal ze leren, die praatjesmakers,” moet hij vijftig kilometer lang gedacht hebben.

Een unieke zegereeks van vier zware koersen in zestien dagen. Hij heeft zich wederom onsterfelijk gemaakt bij het ganse Vlaamse volk. Op eerste paasdag de mooiste en heldhaftigste wielerkoers winnen die er is. Dat is sterven, en weer opstaan.

donderdag 5 april 2012

Niemand is ooit helemaal weg

Albert Richter (14-10 1912 - †02-01-1940), een naam die alleen al door de klank direct doet denken aan films over de Tweede Wereldoorlog. Een verzetsheld. Strak achterover gekamd blond brillantine haar, eeuwige sigaret in zijn mondhoek, strakke blauwe ogen en een pezig lichaam. Druk in de weer met een mitrailleur met zo’n groot rond magazijn rent hij door het beeld om ’s avonds het bed te delen met een mooie filmster-achtige dame.

Veel van deze verbeelding klopt met de werkelijkheid. Hij was een zeer succesvol baanwielrenner in de jaren dertig van de vorige eeuw, met zijn gespierde pezige lijf, zijn strak blauwe ogen en zijn mooie sterke kop was hij de propaganda droom van de Nazi’s. Alleen moest hij helemaal niets hebben van Hitler en zijn kornuiten. Hij verachtte ze.

Een echt gevaar voor het Duitse regime is Richter nooit echt geweest, hij nam alleen openlijk afstand. Hij weigerde de Hitlergroet te maken en vertikte het om met een hakenkruis op zijn shirt over de baan te koersen. De Gestapo was hier natuurlijk niet erg van gecharmeerd maar ze konden niet veel doen, hij was een populaire figuur in die tijd. Het bleef echter niet bij dit stille verzet. Hij besloot geld te transporteren, in de buizen van zijn fiets. Voor gevluchte joden. Dit was redelijk gemakkelijk aangezien hij van zesdaagse naar zesdaagse reisde door heel Europa. Aangezien hij een gevierd sportman was, drie keer wereldkampioen, controleerden ze hem niet uitvoerig.


Albert Richter dus, een dappere kerel, met een leeuwenhart op de fiets maar ook daarnaast.Verlinkt naar het schijnt.De Gestapo vond zijn geld transportjes niet zo leuk en bestempelde hem als gevaar voor het regime. Alleen niet openlijk. Hij werd vermoord, in het geheim. Op een dag was hij verdwenen. 27 jaar oud, zijn dood is nooit officieel geregistreerd.


Dit lees ik allemaal in een wielertijdschrift. Ik mis echter de citaten van de toeschouwers. Zou er nog iemand zijn die deze man heeft zien fietsen, die naar het stadion is gegaan en hem over de baan heeft zien vliegen. Die een gokje heeft gewaagd op zijn overwinning?


Ik moet direct aan mijn opa denken, die hield wel van een gokje en ik zie hem wel langs de wielerbaan staan als ik er nu zo over nadenk. Helaas is hij twee jaar geleden overleden. Jean Nelissen dan? Helaas ook net overleden. Peter Post even bellen dan voor en leuke anekdote? Die lijn is ook alweer dood. Gé Peeters, die heeft nog wel tegen hem gekoerst. Tijdens een biertje in zijn Haarlemse café zal die ook wel een mooi verhaal kunnen vertellen….Langzaam dringt het tot me door.


De Gestapo heeft in 1940 geprobeerd Albert Richter te elimineren. Niet alleen door hem in stilte te vermoorden maar ook door bijvoorbeeld al zijn uitslagen uit de boeken te halen. Alles is in het werk gezet om hem te doen vergeten. Dat lukte ze toen bijna, de tijd is bezig met de rest.


maandag 2 april 2012

Kekke dametjes

“Nieuwe sneakers, Skinny jeans en een kek basebal jackie, ze zag er helemaal hot and happening uit joh.” “Oh wat gaaf voor d’r, en dat helemaal in Barcelona!” reageert de oude dame. De twee dames lijken zo weggelopen uit de C100 reclame. De typetjes van Tineke Schouten, de bekakte Martha en Thérèse. Inclusief het bekakte accent. En ze zitten dus recht tegenover me in de trein. Twee chique zussen die rustig kwebbelend onderweg zijn naar Amsterdam. Mensen die genoemd worden in de gesprekken luisteren naar namen als: Emiel, Jan Willem, Marie-Henriette en, hoe kan het ook anders, Thérèse. Dit verbaast mij allemaal geenszins, de gespreksonderwerpen verbazen mij. Dame 1 legt uit dat haar nieuwe jas een ‘super handig’ vakje heeft voor haar iPhone. Daar wees een ‘vrind’ haar op tijdens een strandfeestje in Barcelona. “Het werd een beetje chillie dus ik trok mijn jas aan en toen zag hij dat er zo’n vakje in zat.” “Echt superhandig,” jubelt ze verder. Waarom wordt verder niet duidelijk. De dames gaan gekleed in lange donker blauwe jas, lange plooi rok en zwarte lakschoenen met zo’n grote zilveren gesp op de wreef. De grijze haren zijn tot een chique suikerspin opgestoken en vastgepind met een klassieke, met stenen ingelegde, speld. “Wat ik dan wel vervelend vind aan Barcelona is dat er zoveel geweld is op straat in de nacht,” legt Dame 2 uit. Verbijsterd kijk ik nog eens goed naar de dames. Ongetwijfeld komen ze uit Aerdenhout, of Bloemendaal, ze hebben een hete aardappel in de keel waarbij die van Koningin Beatrix lauw warm lijkt. Ze zijn verder minstens tegen de tachtig maar ik sta desalniettemin niet raar te kijken als ze straks opeens gaan zitten twitteren. Benidorm bastards goes chique “Gaat u maar voor jongeman.” Zegt ze tegen mij als we bij de eindbestemming zijn. “Ik blijf in de buurt van mijn ‘vrindin’” “Weet jij waar we moeten uitchecken?” Vraagt ze aan haar ‘vrindin’ “geen flauw benul,” antwoord de ander. Net als ik verwacht dat ze naar dat allerhandigste vakje in haar jas zal reiken om het even te ‘googlen’ kijkt ze om zich heen. Op zoek naar zo’n alleraardigste conducteur.

vrijdag 30 maart 2012

Ode aan de Flandrien

Eenmaal heb ik het aangedurfd, ik was pas net begonnen met wielrennen en was onbevreesd. Onwetend vooral. Ik had jarenlang op een mountainbike de meest onbegaanbare paden in de Alpen overwonnen. Dus hoe erg konden die paar kilometer keitjes daar in dat Vlaamse land nou eigenlijk zijn? Die 140 km kon ik ook wel aan, ik had wel vaker meer dan vier uur op de fiets gezeten.

De ‘Ronde’ ging gereden worden.

De eerste, koude, kilometers gaan vlotjes over de immer glooiende wegen. Het is kraakhelder en de zon verwarmt al snel mijn benen en doet het bloed weer in vingers en tenen stromen. Waar ik ook kijk, alles en iedereen ademt wielrennen. Dit wordt een top dag!

Ik pik aan bij een grote groep die het tempo er lekker in heeft. De heerlijk prikkende geur van massage olie en tijgerbalsem maakt het wielerplaatje compleet en binnen no time zitten de eerste 35 kilometer er op. Van enthousiasme neem ik een keer over en rij ik op kop van een vijftigtal wielrenners. Ik rijd de Ronde! Er is nog geen vuiltje aan de lucht maar van de TV herken ik deze brede baan die vooral bergafwaarts gaat. Met een snelheid van 70 km/pu razen we naar beneden. Naar de eerste hindernis.

Ineens slaan we af en is de weg drie keer smaller. Asfalt heeft plaats gemaakt voor keien en de hellingsgraad is veranderd van dalen naar stijgen. Ik heb niet goed geschakeld en moet op een iets te zware versnelling de Molenberg op. Het gehobbel valt hier mee al is het oppassen dat je wiel niet wegglipt. Harkend kom ik boven. Mijn eerste echte Vlaamse berg is een feit. ik glunder van top tot teen.

Vol goede moed ga ik verder. Het groepje is uiteen geslagen maar al snel ontstaat er een nieuwe. ‘Volle vaart vooruit’ staat er op een shirt voor me en dat lijkt me een zeer goede instelling voor het vervolg van dit avontuur. Vanaf een lekker lopende weg slaan we scherp linksaf.
Bonk, klets, kledder, pang, kloink, hots, klots. De hel breekt los. De paddenstraat. De langste kasseienstrook uit de Ronde, en de slechtste. De eerste 113 en een halve meter gaan nog best goed maar daarna is de snelheid eruit en is het werken geblazen. “Spanning op de benen houden en de handen losjes bovenop het stuur”, zo zeggen ze. Maar hoe in godsnaam? Ik stuiter van links naar rechts en wil een richting kiezen maar mijn fiets beslist steeds anders. Waardoor ik het stuur weer iets strakker vastklem met mijn knuisten wat als gevolg heeft dat elke trilling rechtstreeks mijn schouders en nek inslaat. Bidons, pompjes, reepjes, jasjes, brillen fietsbanden, mannen en vrouwen zie ik langs de weg liggen. Van ellende of gewoon omdat ze een band moeten plakken. Hobbelend, botsend, vloekend en tierend smeek ik om het einde. Tom Boonen zat hier ooit doodleuk aan Armstrong uit te leggen hoe en waar hij moest rijden. Armstrongs’ blik sprak boekdelen: How? Fucking how do you do that?!

Als de keien overgaan in asfalt laat ik een traan van genot.

De volgende hindernis van naam is de Koppenberg. Een slecht aangelegde puist met stukken van 24% of 22% maar een kniesoor die daar op let. Kapot ga je sowieso. De berg wordt steiler en steiler. Ondanks dat de stenen net zijn gelegd liggen ze er beroerd bij. Ik moet slingeren om de lopers (losers) te ontwijken, desondanks gaat het redelijk goed, ik ga het halen. Melkzuur spuit uit mijn poriën. In een flits zie ik een bekend gezicht, ik herken haar niet meteen. Ze moedigt me aan, wat leuk is. Ze vraagt iets, ik antwoord niet, kijk naar voren, trappen, focus. Het steilste stuk dient zich aan. Ik heb hier goed profs in topvorm zien afstappen. Ik denk er niet aan. En rij door. Stapvoets. Boven stap ik voor het eerst af. Smijt mijn fiets in het gras en buig voorover, en weer naar achter. Happen naar adem heet dit. Min moeder is naar boven gekomen: “Zag je me niet?” vraagt ze. “Cippolini reed naast je.”

De Ronde van Vlaanderen dus

Er volgen nog een aantal kasseistroken en wat bergjes. De paterberg, kruisberg haaghoek Oude Kwaremont, Berendries, etc. Allemaal als opwarmertje voor die ene heilige puist in het mooie stadje Geraardsbergen. Over het plein naar Links, aldus het bordje met het magische woord ‘MUUR’. De weg stijgt lichtjes maar de benen beginnen serieus te kraken. Gehobbel en geklim hebben zich als scherpe naalden in mijn dijbenen en kuiten genesteld. Dan gaat de weg scherp naar rechts en daar zijn de kinderkopjes ook weer. We rijden het bos in en het stijgingspercentage wordt nu echt serieus. Net als de pijn in mijn benen en longen.

Ik ga het niet halen,

Ik ga het niet halen

Ik ga het godverdomme niet halen!!

Alléé manneke! Trappe!! Hoor ik naast me en nu valt me op dat de hele berg tjokvol mensen staat. Toeschouwers die iedereen een hart onder de riem steken. De geur van bier en hamburgers blijft hangen onder de bomen. Ik ga niet lopen voor al deze mensen besluit ik en ik ga nog maar eens op de pedalen staan. Ik verbijt de kramp die als messteken door mijn bovenbenen schiet. Het eerste steile stuk is gehaald, de bocht om en dan nog een kasseienpad dat rechtstreeks omhoog naar de hemel lijkt te gaan. De kapelmuur. Ik verbijt me nog éénmaal en kom heelhuids boven bij het kapelletje aan. Ik sla een kruisje. Voel me euforisch. Ondanks de bloedsmaak die vanuit mijn longen mijn mond in komt. Ik heb het gehaald! Ik heb ‘de MUUR’ overwonnen


Nog 20 kilometer en één berg. Eitje! En dan wacht mij een heerlijke trappist en een hele grote bak friet. Ik ben een Flandrien!

donderdag 22 maart 2012

Oogcontact van het eenzaamste soort (Spinvis)

De bar is vol en warm en klam, ondanks het feit dat er geen dak op zit. Het is midden juli ergens op een Grieks eiland midden in de azuurblauwe zee. Zoals het op elk Grieks eiland gaat in het hoogseizoen hangt de lucht vol met seksuele verwachtingen. Jongens gedragen haantjes en de meisjes als gewillige kippetjes. De feromonen spuiten uit ieder zijn poriën door de aanblik van strakke jurkjes en nog strakkere hotpants aangevuld met wellicht iets te kleine topjes. Lustige blikken kruizen elkaar in rap tempo, af en toe blijft er een setje hangen. Maar het is nog te vroeg. Eerst moet er nog flink gedronken en gedanst worden voordat er daadwerkelijk actie ondernomen wordt, het voorspel der voorspelen. Rijst natuurlijk de vraag wat ik hier doe?

Ik ben hier alleen, en op de vlucht. Op de vlucht voor thuis, op de vlucht voor verloren liefdes en op de vlucht voor de algehele misère waarin ik thuis verzeild ben geraakt. Bijgevolg werk ik hier dus op deze Griekse versie van Sodom & Gomorra.

Leek me goed voor mijn ontwikkeling.

Mijn werkzaamheden bestaan uit het rondleiden van brakke toeristen over dit, overigens mooie, eiland. Op een mountainbike. De eerste twee maanden heb ik niets anders gedaan dan precies dat. Te moe, te lamlendig en te chagrijnig om ook maar enigszins te genieten van alles wat dit eiland verder te bieden heeft. Daar komt bij dat de werkzaamheden minder romantisch zijn dan vooraf ingeschat. Na de ritjes met de olijke toeristen moeten de fietsen schoongemaakt, afgesteld en opgeborgen. Als ik om elf uur eindelijk eens aan mijn avondeten kan beginnen heb ik mazzel. Niks drinken en feesten met de gezellige vakantiegangers die natuurlijk zwaar onder de indruk zijn mijn gebruinde gespierde kuiten.

Morgen ben ik eindelijk vrij, en die dag erna ook. De reisleiders met wie ik veel contact heb tijdens mijn werk zouden in deze club ’s avonds altijd bij elkaar komen om een feestje te bouwen. Één van hen vond het wel een goed idee voor mij om daar ook eens bij te zijn. Ik loop richting bar, heb nog niemand gezien wat mij de gelegenheid geeft om eens rustig te aanschouwen wat hier allemaal gebeurt. Bij de blonde Nederlandse en rondborstige barvrouw bestel ik een biertje. Een koude Mythos wordt mij knipogend aangereikt. Een twinkeling schiet via mijn ogen richting mijn onderbuik. Het was alweer even geleden en ik denk een uitnodiging te herkennen.
Ze gaat verder met haar werk en knipoogt het ene na het andere biertje weg. Ik draai me om en vergeet haar zo goed en kwaad als het gaat. Ik overzie de menigte, een krioelende massa zwetend mensenvlees, zich voorbereidend op dat ene hoogtepunt dat de avond en voor anderen de vakantie geslaagd moet maken.

Plots blijft mijn blik hangen, onvermijdelijk. Ze is duidelijk niet Hollands, Duits, Engels, Scandinavisch of anderszins noord europees. Diepe en grote donkere ogen kijken heerlijk vernietigend recht in mijn ziel. Ik krijg het warm. Haar donkere krullen vallen nonchalant en luchtig over haar blote schouders. Grote zilveren oorringen verstrengelen zich als gepassioneerde geliefden met deze donkere lokken. Haar lichaam heeft de rondingen van de mooiste Egyptische koninginnen. Een Griekse Cleopatra. De rest van de discotheek vervaagt tot een wazige bewegende menigte, het enige dat nog scherp staat is deze betoverend mooi vrouw. Haar lichaam beweegt traag mee met het snelle ritme van de muziek. Onze blikken laten elkaar niet los ondanks dat ze aan de andere kant van de ruimte staat. Ze loopt, nee schrijdt van de ene kant van de zaak langzaam naar de andere. Zo’n 300 mensen verhinderen direct contact, we blijven elkaar aankijken, ze glimlacht. Lief, mooi en een tikkeltje verlegen. Een haarlok valt voor haar ogen, haar slanke hand werkt deze routineus weer naar achter, haar ogen vallen een moment neer om met een weldaad aan pracht weer te openen.

Ik moet iets doen. Nu. Ik vraag me af waar ze naar toe loopt, totdat ze stil blijft staan. Recht tegenover me. Heel even verbeeld ik mij dat de mensenmassa, als ware zij de Rode Zee voor Mozes, zich opent en dat we naar elkaar toe lopen om elkaar vurig te kussen en elkaar nooit meer los te laten. De mensenmassa beweegt er niet minder om maar is ook niet van plan maar één millimeter te wijken.

Ik moet iets doen.

Ik gebaar of ze iets wil drinken, maar ja hoe doe je zoiets in het Grieks? Op het moment dat ik nadenk over wat ik nu aan het doen ben of zou moeten doen, doet ze me heel erg denken aan de reden waarom ik hier ben. Pijn schiet door mijn hart en verdrijft de geveinsde euforie die zich eerder van mij meester maakte. Een knoop schiet in mijn maag, ik staak mijn pogingen haar iets duidelijk te maken. Ze glimlacht en loopt door naar waar ze naar toe ging. Alles wordt weer scherp, de muziek dringt ineens weer als een irritante mug mijn oren binnen. Ik bestel haastig nog een biertje, de barvrouw zet het zonder blikken of blozen voor me neer.

Ik realiseer me dat de pijn waarvoor ik vlucht ook niet thuis is gebleven. Ik neem een slok en nog één en dan klok het koude bier in één keer achterover. Overmand door eenzaamheid in deze steeds heftiger bewegende mensenmassa die totaal geen last schijnt te hebben van enige emotionele beperkingen vlucht ik naar buiten. Bij het naar buiten lopen zie ik haar weer staan, ze ziet me niet. Ik loop vlak langs haar en neem haar geur voor de rest van de nacht met me mee.

zondag 12 februari 2012

Het gewone leven wint altijd

Glibberend en glijdend baan ik mij een weg richting het station. De zon van gisteren en de vorst van vannacht hebben de sneeuw veranderd in een ijslaag op sommige plekken. Daar had ik dus geen rekening mee gehouden en ik doe er derhalve vijf minuten langer over om het station te bereiken. Ik mis mijn trein, op zich is dit niet zo erg, er gaat een paar minuren later nog een trein en dan ben ik ook nog op tijd op mijn werk.

Nipt weliswaar.

De trein slaat in volle vaart station Haarlem Spaarnwoude over. ‘Lekker,’ denk ik nog. ‘dat scheelt weer een paar minuten.’ Waarna de trein abrupt, meedogenloos en schokkend begint te remmen. Piepend en scheurend komt de trein tot stilstand, de grote Surinaamse familie voor mij ligt door elkaar heen. De goed verpakte broodjes hete kip vullen de coupé, met exotische geuren. Een doos speelgoed valt luid klaterend op de grond als de trein met een laatste kreunende schok echt tot stilstand komt.

Wat rest is stilte. Iedereen houdt zijn adem in.
De stilte wordt onderbroken door veelal vragende zinnen van de inzittenden. ‘Wat is er in hemelsnaam gebeurd?’ is doorgaans de strekking van de vragen.
Een krakende en twijfelende stem klinkt overduidelijk geschrokken vervolgens over de intercom……..Beste reizigers, wij hebben helaas een aanrijding met een persoon gehad. Wij volgen vanaf nu het protocol voor deze situaties. Dit kan helaas wel anderhalf uren. Wij vragen uw begrip voor deze situatie en wij zullen u zo goed mogelijk op de hoogte houden van de stand van zaken. Nogmaals onze excuses en bij voorbaat dank voor uw begrip.

Fuck! Vloek ik zacht, dat horten en stoten kwam dus doordat er een lichaam onder de trein lag. Een koude rilling trekt door mijn lijf. De commotie in de coupé zwelt ondertussen aan. Telefoons worden uit zakken gediept, wachtenden worden gebeld. Met een vreemd soort enthousiasme vertelt de man naast mij waarom hij te laat gaat komen. De Surinaamse familie raakt lichtelijk in paniek: “Dat geloof je toch niet! Uitgerekend op de dag dat je gedoopt gaat worden gebeurd dit. Het is toch ongelooflijk! Niet te geloven gewoon. Waren we maar niet in Haarlem gebleven gisteren, dan had je gewoon op tijd voor de heer kunnen verschijnen. Echt ongelooflijk,” jammert de vrouw naar haar kleinzoon, die ook duidelijk teleurgesteld is.

Tja. Geloof. Als ik een ploeg ambulancebroeders en een handvol agenten kijkend onder de trein voorbij zie lopen weet ik zeker dat dit in ieder geval wel echt is….

Ze blijven ter hoogte van mijn raam staan en pakken een handschoen op. Ze kijken me bewust niet aan. Pakken de handschoen in en lopen gebukt en loerend onder de trein verder. Nog meer mensen in allerlei uniformen verzamelen zich langs de trein, druk discussierend en wijzend. Er ligt daar dus iemand, maar waarom? Was het slachtoffer radeloos, zag hij of zij er geen gat meer en kon maar aan één ding denken? Had het leven deze ziel zo beschadigd dat deze chaos, en wellicht ook irritatie, een verlichting betekende? Of was hier sprake van een noodlottig ongeval? Gleed er iemand uit over een glad stukje perron juist op het moment dat de trein in volle vaart aan kwam rijden? We reden tenslotte langs station Haarlem Spaarnwoude, niet de ideale plek om voor een trein te springen lijkt me.

Alle hoop dat het slachtoffer wellicht nog in leven is vervliegt als er over het andere spoor een karretje komt langsrijden met daarop een kunststof doodskist. Voortgeduwd door een statig uitziende man in een zwart pak, gevolgd door een net zo neutraal kijkende vrouw in hetzelfde pak.

Ik huiver.

De intercom meldt weer krakend dat we bijna verder kunnen.
Na een kwartier komt de trein krakend in beweging. Langzaam rijden we langs de groep mensen die zo plotseling en ongevraagd werd belast met deze tragedie. De lijkschouwer klikt de laatste sluiting van de kist dicht. Ik denk aan de machinist. Ik neem welgevoegelijk aan dat het niet dezelfde is als de man die anderhalf uur eerder krampachtig op de rem trapte om tegen beter weten in op tijd stil te staan. Desalniettemin zal deze man ook niet op zijn gemak de trein richting Amsterdam rijden…...

De trein vertoont nog sporen van het slachtoffer als we aankomen in Amsterdam, lange vegen bloed lopen langs het geel van het eerste treinstel. Iedereen kijkt en is even stil. De omroepster herhaalt nog maar eens dat er geen treinverkeer mogelijk is vanwege een aanrijding met een persoon.

Gezucht en gesteun en gevloek. Ik vlucht het station uit.

Op de terugweg denk ik weer aan de heenreis. Ter hoogte van de bewuste plek kijk ik uit het raam, zou er nog iets te zien zijn? Ligt er een bloemetje? Is er iets terug te zien van wat er gebeurd is? Ik kijk harder dan ik ooit gekeken heb, op zoek naar iets. Niets is er terug te zien van het eerder afgespeelde drama. Op het perron van het bewuste station staan mensen te wachten, te dicht langs de rand naar mijn zin. Ze willen naar huis, logisch. Verder is er niets, geen afzetlint, geen gewoel in de sneeuw. Er is net een nieuwe laag gevallen, alle sporen zijn ondergesneeuwd. Het gewone leven heeft weer gewonnen.

woensdag 25 januari 2012

gebak op je verjaardag

Ik loop door een straat, een straat in IJmuiden. Zijn straat. Ik herken het hier vaag. Het is ook al weer best een tijd geleden dat ik hier voor het laatst was. Ik loop aan de overkant van de straat en herken een raam. Er staan planten achter zoals er waarschijnlijk altijd planten hebben gestaan en altijd zullen staan. Op die paar dagen na dan dat er echt niemand woonde, ik had de planten meegenomen. Daar mocht niets mee gebeuren, dacht ik. Maar bij mij hielden ze het helaas ook niet lang uit. Te lang zonder water waarschijnlijk.
Ik loop een paar passen door. Ik kijk met een schuin oog toch weer naar de overkant. Ik had mij nog zo voorgenomen niet te kijken, niet voordat ik eerst een keer blind voorbij was gelopen. Zonder te kijken dus. Mislukt.

Ik loop naar de bakker recht tegenover het huis, ik hoef niets mee te nemen, ik ga immers nergens meer heen. Maar ja, het was wel een beetje een gewoonte om op zijn verjaardag met een gebakje aan te komen. Zeker omdat hij nooit echt verwachtte dat ik langskwam, en dus zelf geen gebak gekocht.

Dat dacht ik althans altijd.

Bij aankomst bleek altijd dat hij voor de zekerheid toch van alles in huis had gehaald. Daar zat je dan. met je gebak. “Lekker voor morgen bij de koffie, en de buurvrouw lust er ook vast wel ééntje, haar man is onlangs overleden namelijk,” hoor ik hem telkens weer zeggen.

De bakker herkent me. “Hé, jou heb ik een tijd niet gezien?” Voegt hij onbewust een vraag in zijn opmerking. “ja het is alweer even geleden,” zeg ik eerlijkheidshalve terug als antwoord. “Jouw pa woonde hier toch tegenover?” stelde hij een vraag zonder om een antwoord te vragen. “hij kwam hier altijd gebak halen op zijn verjaardag. Dan wist ik dat jij en je zus ook langs zouden komen later op de dag. Hij zei altijd dat hij het nooit nodig vond dat jullie langs kwamen maar dat hij wist dat jullie toch altijd wel kwamen. En dus haalde hij toch gebak.
Jullie kwamen altijd onverwacht op bezoek. ‘wel zo gezellig’ zei je altijd bij het bestellen.”

Verbijsterd sta ik voor de oude grijze bakker. Ik herken hem natuurlijk ook. Maar ik had niet verwacht dat hij zo op de hoogte zou zijn. Dat bleek ook uit uit volgende opmerking: “hoe is het met hem, hij is zeker verhuisd?”
“ja naar de eeuwigheid,” antwoord ik, ervan uitgaand dat hij dit keer echt iets vroeg. “ik geef hem geen ongelijk hoor,” gaat hij toch verder. “Wat moest zo’n man hier nou, duidelijk niet hier geboren.” Besluit hij zijn,…. Tja wat was het was het nu eigenlijk…?

“Doet u mij maar een moorkop, een mokkapunt, een bananensoes en een hazelnotenschuimgebakje alstublieft. Antwoord ik op de enige vraag die er echt toe deed. Ik wist vroeger al niet zo goed wat voor gebakje hij wilde en waar ik zelf zin in had. Ik groet de man en loop naar buiten met een doos gevuld met vier gebakjes.

En nu?

Ik staar naar het raam tegenover de bakker.
Er staan weer planten voor het raam, er is weer leven in huis. Ik zie iemand opstaan en naar de keuken lopen. Ik ken het huis, dus weet dat de figuur een raam verder weer zal verschijnen. Ze zet de kraan aan, en vult alvast een waterkoker voor de thee. Hier staan ook verse bloemen voor het raam. In de huiskamer zie ik iemand aan de tafel plaatsnemen.

Het raam daarnaast zie ik de buurvrouw van de gebakjes haar fluitketel vullen en krijg een idee. Ik loop naar de overkant en bel aan. Weifelend doet ze open, maar ik zie herkenning in haar ogen. Ze weet dat ik niet ben aan wie ze in eerste instantie dacht. Ik reik de doos gebakjes aan. “van René van den Eijnde mevrouw, u weet wel.” Ze knikt en glimlacht vertederd, ach ja, zijn verjaardag zeker?

donderdag 19 januari 2012

Wat hou ik van je!

Wat hou ik van je!
Stond er onder mijn laatste verhaal..
Afzender anoniem.

Dat eerste zinnetje, daar kan ik goed mee leven uiteraard, dat deel met die anonieme afzender is wat minder lollig. Dit is Valentijnsdag to the max! Er is geen enkel aanknopingspunt om te achterhalen van wie deze amoureuze boodschap is. Tenzij je een hacker bent natuurlijk.
Waar je op Valentijnsdag nog wel eens iets aan een handschrift kunt afleiden of aan een lollige woordspeling die je ooit een keer samen deelde, of aan een luchtje dat over de brief of kaart is gespoten. Met de bedoeling dat je dat herkent en het met liters tegelijk cadeau gaat geven.

Wat hou ik van je!

De zin is voor mij net zo onbeduidend als dat ze mijn hart sneller doet kloppen. Want tja, ze kan ook zomaar van iemand zijn met wie ik dat houden van wel verder uit zou willen diepen.
Maar ja, geen enkel aanknopingspunt kan ik er in ontdekken, geen herkenbaar spelfoutje, niks. Uit pure frustratie ga ik motieven bedenken waarom dat er zou staan of hoe ik het zou moeten interpreteren. En ga ik mensen bedenken die dit met mij hebben willen delen.

Familieleden vallen al snel af, die zouden er toch op zijn minst een afzender bij zetten omdat ze ook willen dat ik weet wie er van me houdt. Exen zouden dat waarschijnlijk ook doen als ze het sowieso al zouden opschrijven.

Wat hou ik van je!

Goede vrienden, zoals ik er daar een paar van heb, zeggen dit tegen elkaar, op een wat cynische toon. Dat wel. Ik kan mij ook zomaar voorstellen dat deze vrienden per ongeluk hebben verzuimd hun naam erbij te zetten. En er zit er ook één bij die het met opzet anoniem gedaan zou kunnen hebben, puur om me te jennen. Van hem kan ik mij dan weer niet voorstellen dat hij dit een leuk stukje vond. Hier vallen ook enkele vriendinnen onder.

Wat hou ik van je! Vijf woordjes. Je kan er maar druk mee zijn. Laatste mogelijkheid is de leukste en spannendste. Dat is natuurlijk de stille aanbidster. Zij die wel wil laten weten dat ze om me geeft maar dit op de één of andere manier niet openbaar kan of durft te maken. Waardoor de boodschap niet echt aankomt.

Dat lijkt me dus ook heel frustrerend

woensdag 18 januari 2012

Hoofddoekjes

Ze draagt een hoofddoekje terwijl haar moeder er geen draagt en die dat ook helemaal niet van haar verlangd. Haar vader denkt er het zijne van, maar als Turkse familie zou het een beetje raar zijn om het haar te verbieden. Ze leeft volgens de regels van de koran. Ze is zelfverzekerd over haar geloof maar ook over haar vrouw, of beter meisje, zijn. En om eerlijk te zijn is ze één van de meest ambitieuze stagiaires die we ooit gehad hebben, en één van de brutaalste. Ze gaat rustig tot diep in de nacht uit, skinny’s,chique blouse, hoge hakken en een matchende hoofddoek. Haar zelfverzekerdheid uit zich ook in de winkel, niet bang om te bellen, niet bang om bezoekers aan te spreken. Een powermoslima dus.

Op woensdagavond zit ze in een praatgroepje. Allemaal jonge Turkse meiden praten met elkaar over het geloof, de maatschappij en alles wat daar verder bij komt kijken. Allemaal met een hoofddoek, uit overtuiging, uit vrije wil. Vanavond zou het gesprek gaan over de kracht van het geloof, vertelt ze me nog net voordat ik de trein uitstap.

De man die naast me zat loopt nu ineens naast me en gaat vervolgens tegenover me zitten in de volgende trein die mij dichter naar mijn eindbestemming moet brengen.
“we maken ons al tijden zorgen over die mannen met baarden,” zegt hij uit het niets. “Maar het ware gevaar komt uit de moslima hoek. Die ambitieuze dames hebben zich in de loop der jaren onder de dwang van het geloof uit gevochten maar ze hangen het nog wel aan. Ze zinnen op wraak.” Bazelt hij verder. “laat je niet misleiden vriend, ze gaan alle mannen wreken. Alle honderden jaren van onderdrukking zitten achter die mooie onschuldige ogen verborgen en dat gaat er snel een keer uitkomen.”

De man heeft, niet geheel toevallig vrees ik, sterk geblondeerd haar dat strak achterover gekamd zit. Ik meen een beetje Limburgs accent waar te nemen maar het kan zijn dat ik dat er zelf een beetje bij verzonnen heb. “Ik zie en hoor een gelijkenis met een ietwat irritante man uit het zuiden van het land,” probeer ik het gesprek een beetje dood te praten. Ik veins een berichtje op mijn telefoon.

“Pff die Wilders, die idioot, ”spettert hij kwaad mijn kant op. “Die slapjanus die zit alleen maar achter die baarden aan. Maar hij ziet niet wat er aan de hand is. Terwijl iedereen die gasten in de gaten houdt zijn die gekke hoofddoekjes de meest verschrikkelijke plannen aan het smeden. Denk je nu echt dat ze daar gezellig zitten te kwebbelen vanavond? Echt niet!” roept hij luid, te luid naar mijn zin. De conducteur komt ondertussen controleren of wij wel aan onze verplichtingen hebben voldaan met betrekking tot het in- dan wel uitchecken. Ik hou ‘m aan de praat. "Waar stopt deze trein zoal?" Hopend op een demonstratie van spoorwegkennis van zijn kant. “Waar moet je zijn?” Stelt hij mij teleur. Aangezien ik dat zelf wel weet houd ik het verder voor gezien met die conducteur.

“Heb je ze wel eens gezien in het park met zijn allen. Dat is gewoon combat training meneer. Ik vertel het je, die zijn zich massaal aan het voorbereiden. Zowel mentaal als fysiek. We moeten de terroristen onder die hoofddoekjes zoeken. Wat ik je brom!” beindigde hij zijn betoog. Niet geheel vrijwillig waarschijnlijk maar ik moest er toch echt uit.

In mijn droom zie ik hele hordes moslima’s met mitrailleurs door de straten rennen. Schietend op alles wat een baard heeft. Het mannenverzet gaat gekleed in een burka. Wat natuurlijk erg dom is aangezien de vrouwen die natuurlijk echt niet meer aan zullen doen.
Badend in het zweet word ik wakker. In de trein naar mijn werk komt de droom nog een paar keer langs. Rijdend langs het Westerpark stokt mijn adem. Door de mistige velden zie ik een grote groep vrouwen rennen, springen, push-ups doen en karate trappen maken. Allemaal met een hoofddoek. Zou het dan toch? Schrik ik van mezelf.
De vrouw naast mij wijst ernaar: “Leuk hè dat de Amsterdamse

moslima’s hun eigen bootcamp clubje hebben op donderdagochtend. Daar hebben ze heel hard voor moeten knokken hoor, om dat voor elkaar te krijgen.”

zondag 8 januari 2012

Toet toet toeter!

Hoe mijn vrienden het voor elkaar hebben gekregen zal voor altijd een raadsel blijven. Maar feit is dat ik op nieuwsjaarsdag om 12 uur ’s nachts in Club Stalker sta met een biertje in mijn hand en al enkele achter mijn kiezen.
Naar ik meen heb ik nog wel geprobeerd de boel te saboteren door voor te stellen eerst nog even ergens anders te kijken en door te opperen dat alle PIN automaten leeg, dan wel gesloten waren. Ja dat kan hier,dan zit er gewoon een hek voor.

Desalniettemin,

Met vereende krachten hebben ze al mijn tegenwerkingen vakkundig weten te pareren. Ongetwijfeld hoefde de entree niet betaald te worden, zou het eerste rondje toch wel van het huis zijn, en zouden er heel veel leuke mensen en ook nog eens gezellige vrouwen zijn. Iets van die strekking zou inderdaad hebben kunnen werken.

Club Stalker dus, op nieuwjaarsdag, de foutste nacht.

Mensen die niet zoveel te doen hebben in hun leven en al halverwege hun menopauze zitten of tegen hun midlife-crisis aan hikken zijn hier vanavond terug te vinden. Bijna allemaal uitgedost als iets anders. Zo loopt er een vrouwelijk Hitler in de rondte te huppelen (iets wat de wereldgeschiedenis een heel ander beeld had gegeven waarschijnlijk, ware het de waarheid geweest) en een dame in piratenpak en nog één en er lopen ook wat mannen rond in vrouwenkleren.

Al met al hoeft het vannacht dus allemaal niet zo hip en dat is een verademing. Alle schroom is een beetje van de bezoekers afgevallen en verdwijnt compleet met de toename van de hoeveelheid alcohol. Alleen van het ademen wordt je hier al dronken. Dit schijnt ons echter niet te deren en we bestellen nog een rondje als de karaoke begint
De bedoeling is hier dus duidelijk. Door middel van zo slecht mogelijk mee blèren van zo lelijk mogelijke liedjes moet de sfeer en hilariteit worden verhoogd. Een beproefd concept, werkt altijd en het gaat van kwaad tot erger. Na een tijdje hoor en zie ik mezelf meedoen met de legendarische hit ‘Toet toet toeter op mijn waterscooter’. Even een uitleg: toeteren met vlakke hand op je neus, waterscooter nadoen door net te doen of je op een motor zit en door gas te geven met je rechterhand, en dan weer toeteren terwijl je naar iemand wijst om duidelijk te maken dat je naar diegene toetert.

Geïnspreerd door deze paringsdans brulde ik vervolgens keihard mee met de après-skihit ‘ik wil seks met die kale!’ Het begint hier reeds aardig op een après skibar te lijken. Wat slecht uitkomt want het dichtst bij skiën komt mijn liefdesleven, dat net tot een zeer diep dal is afgegleden met de steilte van een zwarte piste. Van een hele hoge top met een sneltreinvaart naar een zeer laag dal.

Uiteraard had ik deze overpeinzingen op het moment van handeling helemaal niet, niet meer althans. De plaatjesdraaier liet zich nu van zijn meest schizofrene kant zien door ‘Smells like teen spirit’ al hossend en springend op te laten volgen door Danny de Munk. Gearmd en tezamen brullen we met zijn drieën dat iedereen lekker de kolere kan krijgen, bij het tweede refrein krijg ik de smaak te pakken en ga ik het menen.

Bij de volgende kraker geef ik er de brui aan. De DJ is hier overduidelijk om mij het leven zuur te maken. ‘We’re going to Ibiza’ volgt. Ik lach me suf maar ben er helemaal klaar mee. Krijg lekker allemaal de kolere!
Wat een heerlijk slechte nacht……

dinsdag 3 januari 2012

verwaterde liefde

Ze loopt langs de rand waar de zee het strand ontmoet, armen gespreid, geconcentreerd. Haar blote voeten zet ze voorzichtig neer op de denkbeeldige lijn, alsof ze op het hoge koord balanceert in het circus. Haar zomerjurk wappert vrolijk mee in de wind en brengt haar uit balans. Alsof de wind wil zeggen dat ze een keuze moet maken. Niet meer balanceren, spring in het diepe, kies een kant.

De keuze is in feite heel eenvoudig. Gaat ze door op de weg die ze nu bewandeld, vol onrust, foute kerels en onvervulde verlangens. Maar ook vrijheid en ongebondenheid, geen vragen en niets moeten. Of waagt ze de sprong in het diepe, naar een bestaan met iemand die er voor gaat. Die haar onvervulde verlangens met alles wat hij heeft wil vervullen.

Op een mooie dag maken we buiten een wandeling, we zijn omring door spelende kinderen, we voelen ze lachen. Het liefst zou ik haar mee naar huis sleuren om aan ons eigen kroost te gaan werken. Om haar onvervulde verlangen te vervullen. Ik pak haar hand en leg mijn andere in haar nek, ik sta voor haar en kijk ondeugend grijnzend in haar ogen. Als ik haar wil zoenen krijg ik een mager kusje terug. “zullen we een wijntje drinken daar in dat café, ik moet even zitten,” ontwijkt ze mijn toenadering op slinkse wijze. Ze voelt wat ik wil, maar twijfelt of zij het wel wil. Een wijntje gaat er altijd wel in. En wat maakt het uit. Na het wijntje kan het altijd nog.

Niet dus. Het wijntje viel niet zo lekker.

Stapje voor stapje loopt ze richting haar keuze, de keuze die ze zelf nog niet heeft gemaakt maar die ongetwijfeld gemaakt gaat worden. Of ze wil of niet. Ik kijk naar haar en zie haar wankelen. ‘Hou je hoofd omhoog en je hart sterk lieve schat, dan blijven je gedachtes vanzelf de goede kant opgaan.’ Wil ik haar aanmoedigen om de goede stap te zetten. Ze hoort me niet, de wind blaast onrustig om en in haar hoofd en blaast mijn woorden weg.



Met het aantrekken van de wind wordt de branding steeds heftiger. Het wordt steeds lastiger om langs het randje te lopen, het water komt steeds wilder dichterbij, is op zoek naar haar voeten, wil ze met haar mee trekken de diepte in. Een grote golf komt enthousiast aanzetten, overspoelt haar voeten. Ze springt op, schrikt van het water, en rent het veilige zand in. Ver weg van de diepte.