donderdag 19 april 2012

Vliegend naar de vrijheid

Drie zwarte vliegen zitten op het raam als ik de gordijnen open. Ze zijn ongeveer een centimeter lang en ik schat 7.5 millimeter dik. Ze zoemen lustig om elkaar heen en af en toe knalt er één keihard met een zachte tik tegen het raam. Ze willen naar buiten, ze willen de vrijheid in.
Waar ze vandaan komen weet ik niet. Waarschijnlijk uit een dode muis of vogel die ergens tussen het plafond of in de dakgoot zijn of haar laatste adem heeft gelaten.

Ze doen me denken aan een huis waar ik ooit voor het laatst was. Het raam zat vol met dezelfde dikke zwarte vliegen, zoemend door elkaar heen op zoek naar de vrijheid. Met een harde plof vlogen ze om beurten tegen het raam. Een hele berg lag al voor het raam op hun rug. Die hadden hun zinloze vlucht naar de vrijheid niet gehaald.
Het lege huis was dat uiteraard niet altijd, een paar dagen eerder zijn we hier met man en macht aan het werk geweest om de spullen er uit te halen. Een ieder met zijn eigen gedachten en herinneringen, de meesten hadden de spullen hier twee jaar eerder ook al neergezet. Dat was een vrolijke bedoeningen en een fijne aangelegenheid. De reden dat we hier nu weer stonden was een stuk minder aangenaam.

Afijn.

Het huis was leeg. Ik keek uit het raam, tussen de vliegen door, de tuin in. Het was warm geweest in die oktobermaand en de tuin lag er nog netjes bij. Nog niet alles was dood en de perenboom droeg nog steeds vruchten. “De zomer was laat.” Denk ik bij mezelf. We zouden op het uiterste puntje van de tuin een moestuin gaan aanleggen. Leuk, een beetje de eigen groente verbouwen. Gewoon voor de lol en wie weet kunnen we het nog eten ook. Was het niet een maand eerder dat we dit bespraken tijdens de barbecue? De lege plek achter in de tuin vertelde me dat hij het niet vergeten was. De vliegen zoemden om mijn hoofd. Ik kon ze niet haten, ik kon me er niet aan irriteren. Ze waren een laatste getuige, ze waren….

Ik kijk naar de drie dikke vliegen op het raam en denk aan toen. In mijn herinnering is het huis weer vol. Gelukkig. We zitten aan tafel, een tafel die volstaat met eten en wijn. Iedereen is er en is blij, lacht en straalt. Er is vast iemand jarig in deze herinnering of het is een feestdag. Maakt niet uit ook natuurlijk, het komt uiteindelijk op het zelfde neer.
Plof! Er probeert er weer één zich een weg door het raam te boren. Kansloos natuurlijk. Een beetje groggy daalt de vlieg naar de vloer, hij haalt het net niet en vliegt weer omhoog om zich bij zijn twee vriendjes te voegen. Hij zal ze echter niet alle twee aantreffen. Eén van hen heeft zich voorgenomen ook naar buiten te gaan.

In volle vaart komt hij aanvliegen en gaat er vol voor. Iets in mij zegt dat dit wel eens de genade klap zou kunnen zijn, zo hard komt hij aanvliegen. Dankbaar voor de herinnering die ze mij hebben gegeven open ik net op tijd deur. Ze vliegen gedrieën naar buiten, de vrijheid in.

zondag 15 april 2012

wachten, wachten, wachten

Links, rechts, rechts, links, weer links, naar rechts, links, omhoog, omlaag, rotonde driekwart, vluchtheuvel, drempel, links, rechts, omhoog omlaag, opschakelen, afschakelen, remmen en weer optrekken. Wegversmalling, omhoog, stilstaan en weer optrekken, valpartij, geschreeuw, gekraak. Wachten. En dat 255 kilometer lang.



De racebandjes slijten meer aan de zijkant dan op het midden. Remblokjes piepen van vermoeidheid en kettingen kraken van het vele schakelen. Als je niet moe wordt van de kilometers dan is het wel van het concentreren, of van desillusie.
Zelf heb ik de finale van de Amstel Gold Race een stuk of vijftien keer gereden,desalniettemin stond ik steeds weer perplex als ik ineens op de Kruisberg stond te harken terwijl ik dacht dat het de Eijserbosweg moest zijn. Laat staan hoe een Italiaan of Spanjaard die hier voor het eerst rijdt zich voelt. Nederland was toch vlak?

De Amstel Gold Race dus, Nederlands enige echte wielerwedstrijd en onderdeel van het klassieke voorjaar. Nou ja, Nederlands. De 255 kilometer worden verreden in het zuidelijkste puntje van Zuid-Limburg. Op een postzegeltje dus.
Dit jaar staan er weer een hoop kleppers aan het vertrek, natuurlijk met het oog op het aanstaande WK dat hier verreden gaat worden aan het einde van het jaar. Maar ook omdat deze wedstrijd onderhand een hele mooie koers is om op je palmares te hebben. Enkele namen die een sterretje in hun agenda hebben staan op de datum van de Amstel (en dus van het WK): Valverde, Rodriguez, Freire (valt het nou echt niemand op dat hij dit jaar alleen maar deelneemt aan wedstrijden met finish bergop?), Sagan, Sanchez, Evans, Cunego, Hoogerland, Chavanel, Gerrans, Geesink, Mollema. Om maar wat te noemen. O ja, en Thomas Dekker.

En dan nu de koers. Kopgroepje weg vanaf het begin, zoals het hoort. Normaliter wordt de kopgroep zo’n kilometer of 50 voor de finish ingelopen en is het spel op de wagen, begint het spektakel dus. Zo niet vandaag, 27 kilometer voor het einde, bij de beklimming van de verschrikkelijk steile Gulpenerberg rijden er nog steeds twee op kop. Meer dan 230 kilometer geen actie. Pfff. Nu is de beste wielertactiek vandaag de dag wachten, wachten, wachten. Nou, dat doen ze. Verder was het koud en grijs.

Op de Eijserbosweg rijden er nog steeds twee op kop.

Op de Fromberg ook.

Na de vierhonderennegentachtig bochten en 30 van de 31 steile pukkels vindt Freire (de koning van het wachten) het welletjes. Hij gaat de sprint niet afwachten en piept er op zijn Zoetemelks tussenuit. Waarschijnlijk is het ook voor het eerst deze dag dat hij iets van de omgeving herkent. Niemand reageert en het lijkt te gaan lukken. Nu kan Oscarito ook meteen in alle rust de finale van het WK bekijken.

Wachten dus. De Cauberg ligt voor de wielen, nog 1000 meter omhoog. Freire spartelt nog steeds voorop. Gilbert trekt zijn registers open, de rest slingert er achteraan.

Wachten. Nog 500 meter. Freire spartelt nog harder nog steeds op kop, ze zien hem. Gilbert spartelt onderhand ook, de rest volgt. Wat daar van over is. Onder hen vier grote namen, Cunego, Sagan, Valverde en Sanchez. Cunego gaat er vloekend bij liggen, Valvarde moet er omheen. Met Freire en de finish in zicht zet Gilbert nog één keer aan, en ontploft. Jelle van Endert en Sagan gaan over hem heen.

Wachten. In hun wiel Enrico Gasparotto. De hele dag niet gezien maar daar is de blonde Italiaan in Kazachse dienst. Ze rijden langs de kleine bekkentrekkende Spanjaard. Vijftien meter voor de streep zet Gasparotto één keer echt aan en rijdt als eerste over de streep.

En Thomas Dekker? Na twee jaar wachten mocht hij eindelijk weer meedoen aan een echte grote koers. Hij overleefde en kwam in de eerste groep binnen (18de), dat voorspelt veel goeds voor het WK. Afwachten dus.

dinsdag 10 april 2012

Sterven en weer opstaan

De spanning was prachtig opgebouwd gedurende de weken voorafgaand aan de twee grootste, en doorgaans, meest heroïsche klassiekers van het jaar. Kranten stonden vol met verhalen over de kanshebbers en geen televisie programma ging voorbij of er werd wel over gesproken. De ronde van Vlaanderen moest nog heroïscher en werd derhalve iets zwaarder gemaakt. Dus meer hellingen en nog korter op elkaar, wat dus meer spektakel op zou moeten leveren.




Helaas doen wielrenners nooit wat men van ze verwacht, het zijn soms net mensen. Er werd wat afgewacht, er werd wat gekeken en uiteindelijk konden drie renners het uitvechten. De Kapelmuur was er uit en dat bleek toch een enorme aderlating. Al was het alleen maar om het gemis van het door bier en worst gevoede gebulder van de grote uitzinnige menigte die altijd op de muur staat. Of om de mooie, meestal wonderschone, plaatjes en wielergevechten die richting Godshuis plaatsvinden. Een gemis dus voor de toeschouwer en de renners.

Natuurlijk, men kreeg de gedroomde winnaar. Tom Boonen moest winnen en deed dat. En uiteraard was er het alom vertegenwoordigde ‘wat als’ in alle media te lezen. Want tja, wat als Cancellara gewoon had kunnen meedoen in de finale? Soms lijkt het wel of Cancellara de koers kan breken of maken, valt de Zwitserse beul weg dan is het geen koers meer ofzo. Uiteindelijk komt het er bij fietsen op neer dat je op dat ding blijft zitten, als je dat niet doet dan gaat het mis en doe je niet meer mee. En nog iets: Als Gerrans in zijn wiel kan blijven in Milaan-San Remo dan kan Tommeke dat zeker in Vlaanderen.

De prelude naar de volgende kraker was wellicht nog gekker. Wilfried de Jong leverde een prachtige documentaire af over het rijden over kasseien in Noord Frankrijk en Vlaanderen werd gek bij alleen al de gedachte aan weer een winst van Tom Boonen. Mooi bijkomend detail is dat de Hel van het Noorden verreden werd op eerste paasdag. De koerskoorts steeg zelfs in Nederland tot Vlaamse hoogtes.
Ondanks dat er heel wat rijtjes de ronde deden met eventuele winnaars was er eigenlijk maar één winnaar mogelijk. Wie anders dan Cancellara kon Tom Boonen van zijn winst afhouden? Pozzato? Te Italiaans en te mooi. Thor Hushovd? Ach, die had nog geen enkele keer zijn neus tegen het venster geduwd dit jaar. Ballan? Dan moet Boonen eerst lek rijden. Tjalingi? Boom? Ik hoopte het van harte maar bij Rabo is de Grinta er totaal uit en durven ze niet te winnen dit jaar. Nee, alleen Cancellara kon hem verslaan, maar ja die deed niet mee. Alleen Boonen kon aanspraak maken op zijn vierde steen, zijn vierde winst in Roubaix, zijn volmaakte wederopstanding.
Twee jaar gesukkel. Leven en fietsen in de marge. Twee jaar met een laffe sprint en pudding in de benen. Twee jaar lang iets meer feesten dan trainen. De Belgen hadden hem afgeschreven.

Maar Tom was het daar niet mee eens. Hij begon dit jaar al sterk, reeg de overwinningen aan één en was de smaakmaker in de Vlaamse semiklassiekers. In een sprint, alleen, het maakte niet uit. Hij was terug. In de Ronde ging het niet helemaal van harte, zag het er iets minder zelfverzekerd uit en kreeg de concurrentie een beetje hoop. Cancellara was er niet bij richting Roubaix en dus hoefde men alleen maar Tom te volgen.
Op meer dan vijftig kilometer van de streep vond de vriendelijke Belg dat geloer en getuur welletjes. Hij zette aan. En bleef trappen. Onze Hollandse hoop in bange dagen, Terpstra kon zijn kopman een paar honderd meter volgen maar bij de eerste de beste kasseistrook moest hij hem laten gaan. “Wat een idioot,” dacht ik nog. Hoogmoed komt voor de val. Maar Tommeke bleef lekker draaien, vloog over de kasseien. Een hele Sky armada kon het gat niet dichten. En waar waren de andere favorieten? Het was toch een kwestie van Boonen volgen?
Jaja. Wat zal hij hebben gelachen, “ik zal ze leren, die praatjesmakers,” moet hij vijftig kilometer lang gedacht hebben.

Een unieke zegereeks van vier zware koersen in zestien dagen. Hij heeft zich wederom onsterfelijk gemaakt bij het ganse Vlaamse volk. Op eerste paasdag de mooiste en heldhaftigste wielerkoers winnen die er is. Dat is sterven, en weer opstaan.

donderdag 5 april 2012

Niemand is ooit helemaal weg

Albert Richter (14-10 1912 - †02-01-1940), een naam die alleen al door de klank direct doet denken aan films over de Tweede Wereldoorlog. Een verzetsheld. Strak achterover gekamd blond brillantine haar, eeuwige sigaret in zijn mondhoek, strakke blauwe ogen en een pezig lichaam. Druk in de weer met een mitrailleur met zo’n groot rond magazijn rent hij door het beeld om ’s avonds het bed te delen met een mooie filmster-achtige dame.

Veel van deze verbeelding klopt met de werkelijkheid. Hij was een zeer succesvol baanwielrenner in de jaren dertig van de vorige eeuw, met zijn gespierde pezige lijf, zijn strak blauwe ogen en zijn mooie sterke kop was hij de propaganda droom van de Nazi’s. Alleen moest hij helemaal niets hebben van Hitler en zijn kornuiten. Hij verachtte ze.

Een echt gevaar voor het Duitse regime is Richter nooit echt geweest, hij nam alleen openlijk afstand. Hij weigerde de Hitlergroet te maken en vertikte het om met een hakenkruis op zijn shirt over de baan te koersen. De Gestapo was hier natuurlijk niet erg van gecharmeerd maar ze konden niet veel doen, hij was een populaire figuur in die tijd. Het bleef echter niet bij dit stille verzet. Hij besloot geld te transporteren, in de buizen van zijn fiets. Voor gevluchte joden. Dit was redelijk gemakkelijk aangezien hij van zesdaagse naar zesdaagse reisde door heel Europa. Aangezien hij een gevierd sportman was, drie keer wereldkampioen, controleerden ze hem niet uitvoerig.


Albert Richter dus, een dappere kerel, met een leeuwenhart op de fiets maar ook daarnaast.Verlinkt naar het schijnt.De Gestapo vond zijn geld transportjes niet zo leuk en bestempelde hem als gevaar voor het regime. Alleen niet openlijk. Hij werd vermoord, in het geheim. Op een dag was hij verdwenen. 27 jaar oud, zijn dood is nooit officieel geregistreerd.


Dit lees ik allemaal in een wielertijdschrift. Ik mis echter de citaten van de toeschouwers. Zou er nog iemand zijn die deze man heeft zien fietsen, die naar het stadion is gegaan en hem over de baan heeft zien vliegen. Die een gokje heeft gewaagd op zijn overwinning?


Ik moet direct aan mijn opa denken, die hield wel van een gokje en ik zie hem wel langs de wielerbaan staan als ik er nu zo over nadenk. Helaas is hij twee jaar geleden overleden. Jean Nelissen dan? Helaas ook net overleden. Peter Post even bellen dan voor en leuke anekdote? Die lijn is ook alweer dood. Gé Peeters, die heeft nog wel tegen hem gekoerst. Tijdens een biertje in zijn Haarlemse café zal die ook wel een mooi verhaal kunnen vertellen….Langzaam dringt het tot me door.


De Gestapo heeft in 1940 geprobeerd Albert Richter te elimineren. Niet alleen door hem in stilte te vermoorden maar ook door bijvoorbeeld al zijn uitslagen uit de boeken te halen. Alles is in het werk gezet om hem te doen vergeten. Dat lukte ze toen bijna, de tijd is bezig met de rest.


maandag 2 april 2012

Kekke dametjes

“Nieuwe sneakers, Skinny jeans en een kek basebal jackie, ze zag er helemaal hot and happening uit joh.” “Oh wat gaaf voor d’r, en dat helemaal in Barcelona!” reageert de oude dame. De twee dames lijken zo weggelopen uit de C100 reclame. De typetjes van Tineke Schouten, de bekakte Martha en Thérèse. Inclusief het bekakte accent. En ze zitten dus recht tegenover me in de trein. Twee chique zussen die rustig kwebbelend onderweg zijn naar Amsterdam. Mensen die genoemd worden in de gesprekken luisteren naar namen als: Emiel, Jan Willem, Marie-Henriette en, hoe kan het ook anders, Thérèse. Dit verbaast mij allemaal geenszins, de gespreksonderwerpen verbazen mij. Dame 1 legt uit dat haar nieuwe jas een ‘super handig’ vakje heeft voor haar iPhone. Daar wees een ‘vrind’ haar op tijdens een strandfeestje in Barcelona. “Het werd een beetje chillie dus ik trok mijn jas aan en toen zag hij dat er zo’n vakje in zat.” “Echt superhandig,” jubelt ze verder. Waarom wordt verder niet duidelijk. De dames gaan gekleed in lange donker blauwe jas, lange plooi rok en zwarte lakschoenen met zo’n grote zilveren gesp op de wreef. De grijze haren zijn tot een chique suikerspin opgestoken en vastgepind met een klassieke, met stenen ingelegde, speld. “Wat ik dan wel vervelend vind aan Barcelona is dat er zoveel geweld is op straat in de nacht,” legt Dame 2 uit. Verbijsterd kijk ik nog eens goed naar de dames. Ongetwijfeld komen ze uit Aerdenhout, of Bloemendaal, ze hebben een hete aardappel in de keel waarbij die van Koningin Beatrix lauw warm lijkt. Ze zijn verder minstens tegen de tachtig maar ik sta desalniettemin niet raar te kijken als ze straks opeens gaan zitten twitteren. Benidorm bastards goes chique “Gaat u maar voor jongeman.” Zegt ze tegen mij als we bij de eindbestemming zijn. “Ik blijf in de buurt van mijn ‘vrindin’” “Weet jij waar we moeten uitchecken?” Vraagt ze aan haar ‘vrindin’ “geen flauw benul,” antwoord de ander. Net als ik verwacht dat ze naar dat allerhandigste vakje in haar jas zal reiken om het even te ‘googlen’ kijkt ze om zich heen. Op zoek naar zo’n alleraardigste conducteur.