woensdag 21 december 2011

mijn huiskamer waterplantje

In mijn streven het huis wat op te vrolijken kwam ik in de grote blauwe doos iets leuks tegen, dacht ik. Een plantje dat je in een vaas zet die helemaal gevuld is met water. Mensen met groene vingers en plantenliefhebbers zouden dit een waterplantje noemen vermoed ik. Je kan het ook, naar het schijnt, zonder gewetensbezwaren zo in de vijver flikkeren. De stylisten hadden echter bedacht dat het ook heel leuk onder water in een vaas zou kunnen habiteren. En inderdaad, het ziet er hartstikke leuk uit, zo in de ruimte, of in een mooi open vak in de kast die midden in de kamer staat.

Het allerfijnste van dit plantje is wel dat het niet al teveel licht nodig heeft en bovenal, je hoeft het geen water te geven. Meer kan een ‘man alleen’ zich niet wensen van zo’n huis opfleurend stukje groen. Die ging dus in de tas samen met nog wat andere potjes en plantjes. Het moest één grote groene bedoening worden thuis.

Het mooi gevormde vaasje met het plantje, inclusief keramiek gekleurd minipotje, heeft al snel een plaatsje in huis gekregen. Mijn verwachtingen waren hooggespannen, het is leuk, geinig, modern, en decoratief. Op de eerste plek, naast de televisie viel het ding helemaal weg. Een bak water.

Op de eetkamertafel komt het ook in een identiteitscrisis. De katten denken dat het een combinatie is van een eet- en een drinkbak. Waar nog bij komt dat het er eerder uitziet als een middelbare school biologie project dan een opfleurend stukje flora. In de vakkenkast, die ik uiteraard ook bezit, is helaas geen plek. Laat staan dat deze midden in mijn kamer fungeert als roomdivider. De salontafel dan maar.

Waar ik het ook neerzet, het blijft een bak water met wat groene blaadjes. En onderin een guitig dobberend baksteenkleurig bakje. Als het nu eens twee meter hoog was en aan weerzijden van mijn met grind bestrooide oprijlaan zou staan zou het denk ik wel werken. Helaas tikt het ding net de twintig centimeter aan.

Na twee weken, waarin mijn lieve groene vriend alle hoeken van het huis heeft gezien, kom ik erachter dat het met dat water geven best wel tegenvalt. Nooit aan gedacht dat water verdampt, dikke witte randen hebben zich reeds afgezet aan de bovenkant van het fraai gevormde vaasje. De langste bladeren zitten uitgedroogd vastgeplakt aan de van het water vrijgekomen vaasrand. Je kan ze bijna horen schreeuwen om vocht. Ze kleuren bruin en de delen die nog gerieflijk onder water dobberen hebben een beetje dezelfde neiging. Als ik dichterbij kom, de bak water is onderhand een beetje uit het zicht geplaatst, komt er een muffe lucht mij tegemoet. Troebele bubbels drijven op het water. Zo vlakbij de kachel en uit het licht was niet de beste plek, blijkt. Na een half uurtje spoelen en schrobben ziet alles er weer fris uit.
Maar nog net zo kansloos.


Ik kijk vertederd naar het plantje met haar koddige vaasje. Ze passen bij elkaar, ik geef het dus nog niet op. Misschien moet ik wat vriendjes en vriendinnetjes voor d’r kopen. En dan lekker gegroepeerd neerzetten. Hebben we in ieder geval weer een missie…..

zondag 18 december 2011

Ingezonden brief

-Reactie op column in de pers van Maandag 19-12-2011-

Ik rij altijd met de trein,. Niet omdat ik geen ander vervoer heb, maar omdat ik het leuk vind om naar mensen te kijken te raden wat er hun omgaat. Hoe drukker de trein, hoe meer keus. Mij krijg je dus niet gek met een vertraging. Het jaargetijde van vierkante wielen is voor mij een feest.
Ik zie heel Nederland vertegenwoordigd en verzameld in deze gouden kokon. Zo is er de doorgewinterde treinreiziger met een persoonlijk coffee-to-go mok, krantje en een toegeëigende plek. De giechelende tieners met hun telefoons vergroeid aan hun vlugge vingertjes. Het oude echtpaar, op zoek naar een leuk museumpje en een verliefde stelletje op hun eerste date.
Toen ik van de week mijn ogen de vrije loop liet terwijl de trein bibberend tot stilstand kwam, zag ik het volgende; een jongen keek me vanuit een andere trein aan. Met een grote grijns op zijn gezicht alsof hij rechtstreeks weggelopen was uit ‘Het feest der herkenning’. Grappig, iemand die direct contact zocht, dat maak ik niet vaak mee.
Ik vroeg me af wat hem zo vrolijk maakte en teken een vraagteken op het raam. Hij beantwoordt dit met een uitroepteken en een vraagteken. Daar had ik dus niets aan. Ik trek de stoute schoenen aan en begin als een stoomboot het raam te bevochtigen. Zijn verhaal intrigeert me en wil hem mijn nummer geven voor het vervolg. Ik concentreer me op mijn spiegelschrift, maar hij ziet het al niet meer, de trein is op tijd...

Al lezend in de Pers kom ik bovenstaand verhaal tegen. Kan niet anders dan dat zijn verhaal over mij ging. Alleen ken ik hem niet, maar wilde jullie wel de andere kant van het treinverhaal laten weten. Wat heerlijk dat er mensen zijn die hun verhalen opschrijven, zo gebeurt er nog eens wat...

woensdag 14 december 2011

Onbereikbaar dichtbij

-Column in de Pers van maandag 19-12-2011-
De trein komt tot stilstand, het volgende station is net zo ver als het vorige. We staan in het niemandsland van de NS. Vanuit tegengestelde richting komt een andere trein aanrijden.

Stapvoets.

De trein is rustig, de zon staart me glazig aan. Ik kruip in mijn jas en terug in mijn leven. De counting Crows brengen me vanuit mijn koptelefoon terug naar mijn eerste studiejaar in Amsterdam. Waarin ik leerde wat echt doordrinken is, wat nachten overslaan inhoudt en waar ik leerde hoe een vrouwenlichaam er in het bloot uit ziet.

De tegemoet komende trein komt tot stilstand.

En ja ik kijk recht in het gezicht van een vrouw, ze is mooi, Ik ken haar. Voor ik het weet heb ik een glimlach losgelaten. Ze lacht terug, vragend. Ze kan me ook onmogelijk herkennen. Al het haar dat ik ooit had is al lang in het doucheputje verdwenen en we zijn zo’n 19 jaar verder. De tijd heeft nog niet veel grip op haar gekregen, ze ziet er nog bijna net zo uit als ik haar mij meen te herinneren.

Josephine. Haar naam stond dik in het rood op de onderkant van een trap gespoten in de flat waar we de nacht samen doorbrachten. Toevallig, want niet haar flat. Op één of ander feestje kwam ze vragen wat ik daar in godsnaam deed.Ze was mooi. En lachte lief tijdens de toch wat dwingende vraag. Aangeschoten en overmoedig als ik was zei ik dat ik naar haar op zoek was. Ze zoende me en ging mee. Mijn eerste blote vrouwen lichaam.

Ze ademt hard op het raam, met open mond, iets wat er gek uit ziet totdat de wasem ook daadwerkelijk op het raam zit. Ze tekent een vraagteken. “Hoe gaat het met je?” Denk ik er uit te moeten opmaken.
Ik bewasem het raam en teken een uitroepteken ten teken dat het goed gaat. Meteen daarnaast een vraagteken om te vragen hoe het met haar is, ervan overtuigd dat we elkaar herkent hebben.

Ze kijkt me niet begrijpend aan terwijl mijn trein langzaam maar onherroepelijk in beweging komt.

donderdag 8 december 2011

Meisjes

Meisjes zijn het, verkleedt als vrouwen. Nog lang niet klaar met het meisjes zijn, al vinden ze zelf van wel. Opgedoft, sexy, of iets wat daarvoor door moet gaan. Iets te kort, iets te strak, iets te bloot, iets te ordinair.

Één van de drie is een beetje ongemakkelijk, zit te draaien op het ongemakkelijke bankje van de Amsterdamse metro. “Ik ga er uit hoor als ik bij mijn halte ben!” Zegt ze voor de tweede keer, ongemakkelijk door de plotselinge aanwezigheid van de drie populaire jongens, verkleedt als mannen, ogenschijnlijk klaar om ook daadwerkelijk mannen te worden vanavond. Ze hebben alle drie al een slachtoffer uitgekozen. Dit valt af te lezen aan de manier waarop ze zijn gaan zitten en ze hun aandacht allemaal op een ander meisje richten.

De meisjes proberen het te negeren op een manier waarbij ze nog net genoeg glimlachen om te laten blijken dat ze wel degelijk gevleid zijn door de intense en wat onbeholpen aandacht.
Op haar na. Ze is met grote voorsprong de slankste van het stel en dat zegt veel meer over de anderen, ze is blonderig met een schattig staartje. Verder heeft ze van het drietal het meest haar best gedaan om er een beetje uit te zien als haar leeftijd; 16+. Dit heeft mede, en vooral, te maken met haar make-up die lang niet zo uitgesproken uitnodigend is als die van haar vriendinnetjes.

Niet geheel toevallig (denk ik) heeft ook de minst stoere van de jongens haar uitgezocht. Of beter: Is tot haar veroordeeld omdat hij het minst assertief was in het benaderen. Hij kijkt haar onderzoekend aan en is blij met wat hij ziet. Hij glimlacht naar haar en probeert iets te zeggen. Ze negeert hem half en wendt zich tot de groep: “ik ga dus echt de volgende halte er uit. Ik ga niet zomaar mee met een paar gasten die we net hebben ontmoet, toch?”zegt ze bijna verontschuldigend. “Zo leuk zijn ook weer niet,” knipoogt ze naar het sulletje.

Ze wil opstaan om uit te stappen. Haar vriendin probeert haar tegen te houden, die kan ze nog wel aan en ze staat op. Ze doet een stap richting de deur, de metro komt tot stilstand, één van de stoerdere jongens houdt haar tegen en zegt dat ze lekker moet blijven want het wordt gezellig. Hij houdt haar vast, ze lacht wat en wil doorlopen. Hij laat niet los.

Ding dong. De metro deuren sluiten weer. Hij lacht en duwt haar zacht maar onherroepelijk weer terug in het oncomfortabele bankje. Haar vriendinnen giechelen opgelucht. De suffige jongen wordt boos. Op zijn vriend. De volgende halte nadert, ze staat weer op, hij maakt ruim baan, zorgt dat ze kan op staan en naar de deur kan lopen. Het meisje lacht, ondeugend.

“Ping?” vraagt de jongen verlegen grijnzend.

Ze geeft hem een zoen op zijn mond,doet een briefje in zijn kontzak. Ding Dong, de deuren sluiten zich, vlak achter haar. Ze kijkt half om. Knipoogt. Zijn glimlach gaat van oor tot oor. Gejoel van zijn vrienden. Even.

Er is werk aan de winkel.