maandag 27 december 2010

Mama's draadjevlees!

In zijn nopjes is hij, voor het eerst sinds jaren eet hij niet alleen met de kerst. Al een paar dagen is hij er druk mee. Hij heeft zijn beste pak uit de kast gehaald en voor deze speciale gelegenheid laten stomen. Hij heeft zich zelfs getrakteerd op een nieuwe stropdas. Gisteren is hij ook nog even langs de kapper geweest. Dat was al een tijdje geleden, zijn moeder deed dat altijd maar die heeft hij al jaren niet meer gezien. De laatste keer was met kerst eigenlijk, zo’n tien jaar geleden. Daarna kreeg ze een relatie met die vreselijke kerel. Hij mocht ‘m niet en dat was wederzijds. Tot matten aan toe. Hij had zijn moeder niet meer gezien, en ook geen kapper meer eigenlijk.

Affijn, zijn haar zit weer netjes. Hij durft bijna niet te gaan slapen, bang dat dan zijn hele coupe weer in de war gaat. Niet slapen is natuurlijk geen goed idee, hij moet wel fit zijn voor de grote dag, zit je eindelijk niet alleen kerst te vieren en dan val je halverwege in slaap. Nee, gewoon gaan slapen en dan morgen maar kijken of er nog wat te redden valt.

TRING! TRING! TRING! De grote dag! Hij had moeilijk de slaap kunnen vatten, maar was uiteindelijk toch ingeslapen. Bij het wakker worden grijpt hij eerst naar zijn haar, hij heeft niet gedroomd, zijn lange vette lokken zijn er niet meer. Hij kijkt voorzichtig in de spiegel, het zit niet eens heel wild en het model is nog te herkennen. Pfieuw. Hij gaat zich uitsloven vandaag, heeft al helemaal in zijn hoofd hoe te beginnen met het kerstdiner. Het belangrijkste van koken is timing heeft hij altijd geleerd van zijn moeder. Hij zou de smaak van het draadjesvlees dat zijn moeder vaak maakte nooit vergeten. Al is het al weer jaren geleden dat hij dat heeft gegeten. Vanavond gaat dat dus weer gebeuren. De met zorg uitgezochte sukadelappen moeten al vroeg gebraden worden want hoe langer die staan te sudderen hoe lekkerder ze worden. Verder heeft hij bedacht om er rösti bij te maken, niet uit een pakje maar zelf stevige aardappelen raspen en die langzaam bakken. Uiteraard wordt hier rode kool bij gegeten, met appeltjes en kaneel.

Maar eerst koffie. En een sigaret. “Zouden mijn tafelgenoten eigenlijk ook roken, of er bezwaar tegen hebben als ik rook,” vraagt hij zich bezorgd af. Zal je altijd zien, heb je eindelijk een gezellig avond, lekker eten en een mooi glas wijn, mag je niet roken. Mensen doen momenteel zo spastisch over dat roken, ze denken dat ze er ziek van worden als ze er alleen al naar kijken. Hij zou het wel zien, hij zou zijn avond er niet door laten verpesten in ieder geval. Genietend van zijn verse koffie en zijn eerste sigaret zet hij de computer aan om voor de laatste keer te kijken of al zijn favoriete kerstnummers wel in zijn playlist staan. Hij heeft de lijst de naam, ‘samen kerst 2010’ genoemd. Alle nummers die hij kon bedenken staan er in.

Nog één koffie en een sigaret en dan moest hij maar eens aan het eten gaan beginnen. Hij kan niet het risico lopen dat het vlees nog niet zacht genoeg is. En zoals zijn moeder altijd zei: “te zacht kan het niet worden jongen!” Dat is natuurlijk niet helemaal waar, hij had het ooit 24 uur laten sudderen en toen was er weinig meer van over, maar goed; liever vijf uur dan drie. Hij legt de lappen vlees netjes neer op de snijplank, allemaal met de vetrandjes naar links. Ah, de vetrandjes! Zonder lekker vetrandje geen sappig vlees. Hij bestrooit het vlees met zout en peper, hij weet best dat het beter is dat niet te doen zodat het vlees iets malser blijft maar hij vindt het altijd zo lekker ruiken als het vlees gebraden wordt met peper en zout.

Het vlees begint direct te spetteren als hij het in de hete boter laat glijden. De geur van gebraden vlees bereikt zijn neus en maakt een hoop herinneringen los. Zijn gedachten dreven even af naar de zondagmiddagen in de keuken van oma. Iedereen daar, ooms, tantes, neven, nichten, zusje en papa en mama. Gezellig aan tafel, samen eten. “Nu even niet!” herstelt hij zich. Vandaag even geen ‘memory lane’, vandaag wordt het gezellig, vandaag mag er niets mis gaan. Hij draait het vlees precies op tijd om. Het is mooi bruin gebraden, nu de andere kant nog en dan kan de wijn, het water, de laurierblaadjes en het bouillonblokje erbij. Dan nog een teentje knoflook en vier sjalotjes en dan lekker stoven.

Opfrissen! De aardappelen zijn geraspt en de kool kan zo de pan in. Nog één keer het vlees omroeren en dan lekker wassen en scheren. Fris geschoren komt hij de douche uit, hij heeft zijn mooiste pak aangetrokken en nu komt het moeilijkste. Hij moet zijn nieuwe kapsel goed in model zien te krijgen. Na een uur gefrustreerd prutsen en kneden en kammen maar weer een keer wassen -want teveel gel erin gedaan- zit het eigenlijk heel goed. Zijn nieuwe das laat hij nog even af, eerst het eten afmaken.

Om in de stemming te komen zet hij de kerstmuziek vast aan. Hij heeft acht uur muziek voor vanavond, zolang heeft hij nog nooit met mensen gezeten bedenkt hij zich. Het zou wel leuk zijn als er wellicht een dame de moeite zou nemen de hele lijst af te luisteren vanavond. Hij schenkt een glas wijn in ter ontspanning en rookt nog een sigaret. De Rösti gaat de pan in. De sukadelappen, nu draadjesvlees, zijn perfect, de jus kan afgebonden worden. Alles loopt op rolletjes. Niets kan nog misgaan, dit wordt de leukste kerst sinds jaren. Nog anderhalf uur.

Met de nieuwe stropdas, zijn haren in model en zijn gladgeschoren gezicht voelt hij zich helemaal het mannetje. Het eten kan worden opgediend, het is bijna zover. Hij heeft zijn computer aangesloten op zijn nieuwe LED televisie,zodat hij zijn ‘gasten’ goed kan zien. Hij logt in op de website www.nooitmeereeneenzamekerst.nl. Hij heeft een tafel gereserveerd in dit restaurant, samen met zeven anderen zit hij aan tafel. De moderator heeft de mensen volgens allerlei ingewikkelde formules en statistieken aan elkaar gekoppeld. Leeftijd, naam, hobby’s, wie zal het zeggen.

Er komt een vrouw aan tafel, ze is na hem de eerste. Niet vreemd dus dat ze met elkaar in gesprek gaan. Ze kan hem al zien: “Wat zit je haar leuk!” zegt ze. Hij bloost, wordt warm van binnen. Op het moment dat haar webcam aangaat staat zijn hart stil, verslikt zich in zijn wijn. Hij kent die vrouw, dat haar, die neus, die mond…… “Mama?”

woensdag 8 december 2010

The Deerhunter



Fuck! Die staan echt dichtbij! Zelfs zo dichtbij dat ik bijna onderuit glijd van de schrik, en het harde remmen. In mijn linkerooghoek zag ik ze ineens staan. Een groep, (kudde?) edelherten. Allemaal springlevend en rustig grazend tussen de kale bomen. De grootste kijkt even op en staart met zijn grote bruine ogen wild kauwend aan. Verderop staan twee wat jongere mannetjes herten wild te bepalen wie de gunsten van het enige vrouwtje mag hebben.

Het mooiste van fietsen door het bos in de winter is dat je dit soort dingen tegenkomt. Met -3 blijven de meeste mensen binnen, en is ‘the wildlife’ ook wat meer op zijn gemak. Verder zullen ze zich ook wel niet zo druk maken omdat het gewoon erg koud is en ze hun energie wel beter kunnen gebruiken. Ik sta stil met de fiets in mijn hand, wat te doen. Ik wil wel een foto maken. Eerst maar een slok, ondanks de kou ben ik toch wel warm geworden. Mijn bidon bevat ondertussen een Calippo Isostar en ik moet hard knijpen om er iets uit te krijgen. Ik besluit het erop te wagen.

Met een hoop gehannes pak ik mijn telefoon uit het achterzakje van fietsjas, dat heel handig onder een windjack zit. Dus eerst jasje omhoog, met dikke handschoenen aan zoeken naar het juiste vakje op mijn rug en dan de telefoon zien te pakken. Ondertussen blijven de herten rustig staan, ik zweet me het apelazerus en mijn zonnebril beslaat. Ik probeer alles zo rustig mogelijk te doen, krampachtig dus. Nu de telefoon nog.
De grote knop onderaan kan ik nog vinden, maar dan het schuifje op het touchscreen van mijn iPhone. Heb ik zo mijn best gedaan om mijn handschoenen aan te kunnen houden, moet er toch ééntje uit! Handschoen uit, bril af en telefoon in de aanslag. Ietsje dichterbij nog om een mooier plaatje te schieten. Één stapje, nog een stapje. Nog ééntje dan. Ze vinden het wel welletjes en blazen de aftocht, op precies dezelfde afstand als die ik dichterbij ben gekomen blijven ze weer staan. Ze kijken naar me, arrogantjes, en grazen rustig, tussen de bevroren sneeuw, door.

Ik doe weer een stapje, de grootste richt zich op en wijst zijn gigantische gewei mijn kant op, hij snuift. Verstijft probeer ik toch op de telefoon te drukken om een foto te nemen. De zoeker probeert zijn weg te vinden tussen de vele bomen.... Niet scherp, poging twee! Hij is het poseren al weer zat en negeert me nu totaal, zich bewust van zijn overwicht. Klik, ze staan erop, rustig grazend tussen de bruine boompjes, bijna onzichtbaar.

Passend werk

Goedemorgen allemaal! Ik pakte rustig mijn treinkaartje om het te laten knippen. Hij pakte het aan, keek ernaar en gaf het terug. Het was niet de conducteur, maar een vriendelijke medereiziger. Met een uiterst tevreden gezicht liep hij naar een plekje, een beetje schuin nam hij plaats, keek tevreden om zich heen, trok zijn jasje uit en sloeg zijn benen over elkaar. Hij slaakte een diepe tevreden zucht en knikte overdreven vriendelijk naar iedereen die in zijn gezichtsveld zat. Thuis zou je zo in je luie stoel gaan zitten na een lange dag hard werken, bij een knapperend haardvuur.
Het is 9.30 uur, de koffie kiosk draait nog overuren. Iedereen was op weg naar zijn werk. In zijn tas, een ‘weg met neutronen bommen’ geval, zag ik een broodtrommeltje, een melkbeker met schroefdop, en een appel.
Om het genieten te benadrukken produceerde hij bij alles wat hij deed een geluidje.
-Hij pakte de krant. “Zo.”
-Hij sloeg de pagina om. “mmmmm”
-Hij vouwde de krant weer dicht. “hè hè”

Dit deed hij met alle drie de gratis kranten, die hij na het lezen aanbood aan de medereizigers, die overigens weinig moesten hebben van deze aandacht en dieper in hun eigen krant doken. We waren al tien minuten onderweg en ik zat met drie krantjes
Af en toe keek hij over zijn leesbrilletje en gaf iedereen die daar behoefte aan had, of toevallig oogcontact had, een bemoedigende blik. Na de kranten keek hij uit het raam naar buiten en zwaaide naar de koeien en tekende ze na in de wasem die zijn adem naliet.

Hij was zorgeloos vrolijk met oog voor anderen. Het was een genot om naar te kijken. Zo moest het leven bedoeld zijn: Genieten van alles om je heen, zonder zorgen!!
We waren bijna bij het eindstation de man keek op zijn horloge en knikte tevreden, we reden op tijd. En hij was op tijd op zijn werk. Hij had zijn pasje al op zijn jas gespeld. Paswerk.

dinsdag 30 november 2010

Huil Televisie

Voor het eerst mag ik op mijn kleine nichtje passen. Net één jaar oud, zal ze dus (hopelijk) de meeste tijd slapen. Desalniettemin voelt dit is als de belangrijkste taak die ik ooit heb gehad en ben ik best wel een beetje zenuwachtig. Beelden van de meest verschrikkelijke poepluiers en om het hardst krijsende kinderen houden mij al een paar nachten wakker.

We beginnen gezellig bij oma, lekker alle speeltjes uit de mand gooien en dan op mijn schoot leggen en dan heel hard lachen. En dat een paar keer achter elkaar. Hilarisch! Elin vind zichzelf, terecht, al een hele grote meid en dus moet ze met alle geweld zelf eten! Dat gaat dus niet, ome Rogier schiet te hulp en krijgt het lepeltje via neus en kin toch in het mondje. Het hapje dat oma heeft uitgekozen valt ook niet echt in de smaak. Vier happen klaar. Dan maar zelf een banaan eten……..juist. Gelukkig is oma er nog om dat geklieder op te ruimen.

Bedtijd! Die kleine is ondertussen zo moe dat niets meer leuk is. Er moeten nog twee kleine dingen gebeuren, dingen die sowieso niet op veel waardering kunnen rekenen: luier verschonen, met alle gedoe die daarbij komt kijken, en tandjes poetsen. Deel één gaat nog wel, maar het tandenpoetsen.., gillen, schreeuwen en tranen met tuiten. Liefste oom van de wereld kan ik nu wel vergeten
Ze slaapt bijna gelijk in, drie of vier krachtige uithalen die genegeerd dienen te worden, riep oma nog net in de deuropening, en toen was het stil. Muisstil. Doodstil en heel erg stil. Stiekem hoopte ik dat ze een beetje moest huilen en dat ze dan beneden op de bank of liever nog bij mij op schoot in slaap valt. Maar ook omdat ik dan weet dat ze er nog is.

Oké, dat is dat. En nu? Ik maak koffie, doe mijn schoenen uit, zet de tv aan en ga op de bank zitten. De kat vindt het allemaal wel gezellig en komt er bij liggen. Na vijftien minuten denk ik iets te horen boven, een soort huiltje. Hart in mijn keel en een blok in mijn maag. Ik spoed me zo zachtjes mogelijk naar boven, tot Elin d’r slaapkamer. Ik leg mijn oor tegen de deur, niets. Ben ik te laat? Deze gedachte schud ik van me af, “stel je niet zo aan,” zeg ik tegen mezelf.

Beneden staat de kat me verbaasd aan te kijken. Ik ga weer zitten, schenk wat in en zet het geluid van de tv weer aan. Staat ie niet te hard? Ik zet m zo zacht mogelijk. Na weer vijftien minuten denk ik weer iets te horen. Ik zet het geluid van de tv uit, beneden is niets te horen. Ik open de kamerdeur zodat ik het iets beter kan horen. Niets. Ik verman mezelf, doe de deur weer dicht en zet de tv weer aan.
Ik zet het volgende uren nog minstens dertig keer het geluid uit maar ga niet meer als een malle naar boven. Totdat ik opeens toch echt denk dat ik gehuil hoor. Stond de tv dan toch te hard? Ik zet m weer uit maar hoor niets meer. Deze keer kan ik mezelf niet bedwingen, ik loop zo snel en zo zacht (voor het geval dat) als ik maar kan naar boven, overtuigd van mijn gehoor ga ik toch maar kijken. Ik hoorde namelijk weer niets, maar stel dat ik het te laat hoorde en dat..langzaam sluip ik naar haar wiegje, en dan hoor ik het mooiste geluid van de avond! Tussen het in en uit ademen door hoor ik een klein snurkje gevolgd door een zacht smakken. Ze ligt heerlijk te slapen, wetende dat er heel erg goed op haar gelet wordt.

Beneden gekomen zet ik het geluid van de tv weer aan en ga met een gerust hart languit op de bank liggen en vraag me af wie toch die huilende kindergeluidjes in de tv stopt.

woensdag 24 november 2010

Wat ik had willen zeggen

Lieve Papa, ik heb eindelijk de moed verzameld om in de herkansing te gaan. De laatste keer dat ik het woord rechtstreeks tot je richtte liep het niet helemaal zoals ik het in gedachten had.
Ik brabbelde maar wat.

Ik wilde destijds vertellen dat ik me altijd zo veilig bij je voelde als ik naast je zat in de auto op weg naar één of andere honkbalwedstijd ergens in het land. Dat het leukste van die wedstrijden de anderhalf uur heen en terug was. Ik gooide de sterren van de hemel en zoveel mogelijk met drie slag uit, omdat we dan weer sneller terug gingen. Niets was fijner dan dat jij mij vertelde dat ik een goede wedstrijd had gespeeld, en dat ik dan veilig op de passagiersstoel zat te genieten. Ik mocht voorin, we hadden immers gewonnen. De weg onder de auto wegglijdend, de geur van jouw sigaretten, mijn honkbalspullen en Haribo kersensnoepjes.

Op de één of andere manier kwam dat op dat moment niet uit mijn strot.

Eigenlijk wilde ik het ook wel even hebben over je broers en zussen. Ondanks dat je ze al een hele tijd niet gezien had waren ze naar mijn idee oprecht geschokt toen ik ze het nieuws vertelde. De spijt droop door de telefoonlijn, en raakte mij in het diepste van mijn hart. Ik wilde je vertellen dat ik aanvankelijk had getwijfeld om ze te bellen, hun interesse in jouw leven, en dat van ons, was toch ook niet echt om over naar huis te schrijven. Ik deed het toch, om het simpele feit dat het familie is en ze het recht hebben om van dit soort dingen op de hoogte te zijn. Daar ben ik nu blij om. Ze zijn niet allemaal slecht, bijna niemand wilde het zo.

Maar dat daar had ik het ook niet over, althans niet helemaal.

Nee Pap, het is nog een wonder dat ik sowieso weet dat ik dat niet gezegd heb. Jij en ik weten maar al te goed hoe je moet vluchten, wat je moet doen om maar vooral even niet te hoeven nadenken, te voelen, het leven onder ogen te zien. Buiten het feit dat we heel goed kunnen doen alsof er niets aan de hand is, kunnen we ons ook heel goed verliezen in het drinken van bier, veel bier.

Ach, en ik wilde ook nog wel een geinige anekdote vertellen over de Countings Crows, die band die ik zo goed, en jij zo slecht vond. “Zeikmuziek, zoek eens wat vrolijkers uit.” Zei je meestal op vaderlijke toon. Juist die band, met het nummer ‘Round here’ werd gedraaid op de radio toen we IJmuiden inreden, op weg naar jou. Voor de allerlaatste keer.

Maar dat vertelde ik ook allemaal niet. Ik voelde me die kleine jongen op de passagiersstoel in de auto, naast je. Ik voelde me alleen niet helemaal veilig meer, er miste iets. Ik keek naast me, er zat niemand meer achter het stuur, ik moest het helemaal zelf doen.

donderdag 21 oktober 2010

Geen type voor diabetes

'Dat vind ik nou helemaal niets voor jou! suikerziekte.' Zei ze met een afkeurende blik toen ik vertelde dat ik suikerziekte had. 'Dat is meer iets voor van die saaie grijze muizen met sandalen en overgewicht,' raaskalde ze verder, 'Daar heb ik niet een heel gezellig beeld bij hoor, bij suikerziekte, dan mag en kan je toch niets enzo?'

Bovenstaande is echt gebeurd, ik ben kennelijk geen type voor suikerziekte. Oké ik geef toe dat ik mij niet altijd even netjes gedraag als het om eten gaat. Ik probeer zoveel mogelijk de suikerziekte aan mijn leven aan te passen en niet mijn leven aan de diabetes. Ik ben verre van dik en verder heb ik geen sandalen en onderneem ik genoeg leuke dingen om niet het predicaat grijze muis opgeplakt te krijgen. Dit geldt waarschijnlijk voor de meeste diabeten.

Desalniettemin leeft dit beeld nog sterk in de samenleving. Tot nu dan hoop ik! Afgelopen maandag bij Holland Sport was Lydia Mossel te gast. Deze twintigjarige karateka van topniveau heeft sinds haar tiende diabetes werd me door Wilfried de Jong verteld. Dat had ik niet zien aankomen; leuke meid om te zien, topsporter, vrolijk en zeker niet alledaags en saai. In de aankondiging werd al gezegd dat er iemand met suikerziekte kwam en ik had stiekem een heel ander beeld gevormd.

En misschien klopt het ook wel. Lydia heeft zich nooit door de diabetes uit het veld laten slaan; We krijgen de bloedsuikers niet helemaal onder controle met al dat gesport? We nemen een insulinepomp. Toch nog een beetje schommelende waardes na een intensieve training? We zoeken precies uit hoeveel koolhydraten we moeten nemen en zoeken daar de juiste etenswaren bij (een precies afgemeten hoeveelheid sportdrank) Zelfs toen de naalden van haar insulinepomp steeds afbraken in haar buik, -haar buikspieren zijn te sterk!- ging ze niet bij de pakken neerzitten en zocht ze naar dat ene plekje op haar lichaam dat nog zacht genoeg was om dat naaldje in te kunnen plaatsen. Het werd haar linkerborst.

Lydia Mossel is een perfect voorbeeld van iemand die de suikerziekte aanpast aan haar leven. Ze laat het geen belemmering zijn voor de dromen en wensen die ze in het leven heeft. Zonder diabetes was Lydia waarschijnlijk karateka. De verbaasde dame van het begin zal haar ook wel geen type voor suikerziekte vinden, en dat is ze ook niet! Niemand is dat. En als we als diabeten gewoon onze dromen najagen en doen wat we leuk en lekker vinden dan lijken we net normale mensen.

maandag 7 juni 2010

lekker rebelleren

Ik heb jarenlang gerebelleerd tegen mijn suikerziekte, ik wilde er gewoon niet aan. In het begin ging het nog wel, ik was elf jaar en iedereen in mijn klas vond het vet cool. Zeker als ik met een spuit in de weer ging, of als ik mijn bloedsuiker ging controleren. Nou dan ging het dak van het kleine klaslokaal eraf!
Wat wil je ook? We zaten met z’n allen al zes jaar bij elkaar in de klas en niemand had ook nog maar iets ernstigs meegemaakt. Volgens mij ging iedereen ook elk jaar maar gewoon weer over en waren alle ouders gewoon bij elkaar. Zo’n klasje dus en dus was ik een exoot, bijzonder.
En ja, als elf jarig jongetje is al die aandacht best wel gezellig. Dus in het begin was het goed bijhouden van de bloedsuikers niet zo heel erg lastig. Was een uitdaging.

Op de middelbare school was het nieuwe er snel af, er was zoveel te doen en te zien voor iedereen, dat mijn prikken en testen niet zo heel interessant waren. Iedereen had het trucje gezien, wist er vanaf en nu door met achter de meisjes aan.
Daar sta je dan, ondertussen twaalf jaar, een jaar lang het middelpunt van de klas, en nu ineens een doodnormale brugpieper met een te grote rugtas. Balen.

En volgens mij is daar de pubertijd begonnen, heel voorzichtig.
Langzaamaan begon ik mij af te zetten, ik kon ineens een glacé kopen en eten zonder dat iemand daar iets van zei! Dat bood perspectieven, ik kwam erachter dat ik heel erg van snoepen hield en niemand kon mij stoppen!
Daar kwam nog bij dat ik mij heel erg ging verzetten tegen mijn ouders, zij die het beste met mij voor hadden en dus het meest zeurden. Zij hadden natuurlijk al heel snel door dat snoepen niet zo goed voor mij was. Ik had daar geen boodschap aan en we kochten allemaal een rol koek en aten die op. Zoals pubers dat doen.

En ik dus ook. Ergens had ik wel het besef dat het allemaal niet zo goed was, want ik dronk er dan wel weer cola light bij, ik had immers suikerziekte. Ik kreeg daar dan natuurlijk weer vragen over want toen was cola light iets voor dikke vrouwen, en dat was ik niet. Nee ik had suikerziekte, vond ik.

Als suikerpatiënt een hele rol koek opeten, dat was me wat. Vond iedereen ook heel bijzonder, vooral mijn internist, die aan mijn bed stond toen ik bijna in coma lag. Mijn lichaam ging na een tijdje een beetje protesteren. Die was aan het rebelleren tegen mijn gedrag. Dat ging dus goed mis, had ik mezelf bijna dood gesnoept.
Intensive care dus, overal slangen, infusen en plakkers, voor de hartbewaking. Dat zag er spannend uit, dat vonden mijn klasgenootjes ook die elke dag speciaal voor mij langskwamen.

maandag 29 maart 2010

lekker stukkie janken

Op één van mijn favoriete fietsrondjes kom ik in de eerste kilometer langs het geboortehuis van mijn vader. Dat is altijd even speciaal, het grote huis staat er nog net zo bij als op de vergeelde foto’s uit de fotoboeken. Mijn vader als kleine jongen met de hond voor het huis, lachend, jong, gezond, gelukkig. Of met zijn oudere zussen om de eettafel in de keuken, de enige plek in het huis waar er echt geleefd werd. Ik ben nog nooit binnen geweest maar weet hoe het eruit ziet.

Het voelt altijd alsof ik hem op kom halen. Op het moment dat ik langs fiets veranderd er iets, dan rijdt hij op mijn schouders mee.
Het hele rondje krijgt een bijzondere lading. Het eerste deel voert lans het spoor van Haarlem naar Amsterdam, ik zie voor me hoe de kantoren en de Ikea er nog niet zijn en mijn vader indiaantje speelt in de weilanden. Af en toe opkijkend als er een trein voorbij raast naar het verre Amsterdam.

Voordat ik langskom zie ik hem naar het hek rennen, blij dat ik weer langskom. Lunchpakketje in de hand, want het wordt een lange dag. Hij staat te wachten bij het grote ijzeren hek, dat open gaat met een hoop geknars en gepiep en alleen als je weet hoe je de vergrendeling los krijgt. (het hek heel even optillen)

Zo vergezelt hij mij op deze tochtjes. Als een kind zo blij zit hij op mijn rug, juicht mij toe als ik op kop rij en me lekker voel. Ik geniet met volle teugen, herleef mijn jeugd. Hij tikt mij op mijn schouder als ik op het saaie stuk rij door het industriegebied tussen Sloterdijk en IJmuiden en de snelheid daalt door de verveling. Gedachten drijven terug naar herinneringen uit gelukkiger tijden, toen we nog leuke dingen deden met de hele familie, of wellicht ook naar later, toen we samen aan de bar zaten in een voor mij vreemd café, als hij zijn wereld wilde laten zien.

Op het moment dat ik eigenlijk wil stoppen om in de berm een lekker potje te gaan janken tikt hij me op de schouder. “Nu niet opgeven jongen, je ging net zo lekker,”
Ik schakel een tandje bij en ga op de pedalen staan. Inderdaad niet opgeven nu, prent ik mezelf in. Straks wordt het leuker, beter, makkelijker misschien? Eenmaal weer op snelheid klinkt er een zucht van verlichting in mijn nek, we zijn er weer!

Volle bak ga ik de bergjes in Spaarnwoude op en af, ik voel de pedalen niet, heb even vleugels. Vervolgens rijd ik door naar Driehuis, langs het crematorium. Even slikken, vechten tegen de brandende ogen. Dit is zijn halte, hier stapt hij af.
Hij geeft me een knuffel en een kus op mijn wang en loopt al zwaaiend het grote ijzeren hek door. Dat hek staat altijd open, piept niet, kraakt niet en houdt niemand tegen, ook hem niet helaas.

Van de week ging ik weer op weg voor dit rondje, de wind stond gunstig. Vol verwachting reed ik de straat op. Ik keek al uit naar dat kereltje achter dat grote ijzeren hek.
Het hek was weg, de fundering van het grote huis werd net gesloopt. Ik heb in de berm een heerlijk potje zitten janken.