donderdag 22 maart 2012

Oogcontact van het eenzaamste soort (Spinvis)

De bar is vol en warm en klam, ondanks het feit dat er geen dak op zit. Het is midden juli ergens op een Grieks eiland midden in de azuurblauwe zee. Zoals het op elk Grieks eiland gaat in het hoogseizoen hangt de lucht vol met seksuele verwachtingen. Jongens gedragen haantjes en de meisjes als gewillige kippetjes. De feromonen spuiten uit ieder zijn poriën door de aanblik van strakke jurkjes en nog strakkere hotpants aangevuld met wellicht iets te kleine topjes. Lustige blikken kruizen elkaar in rap tempo, af en toe blijft er een setje hangen. Maar het is nog te vroeg. Eerst moet er nog flink gedronken en gedanst worden voordat er daadwerkelijk actie ondernomen wordt, het voorspel der voorspelen. Rijst natuurlijk de vraag wat ik hier doe?

Ik ben hier alleen, en op de vlucht. Op de vlucht voor thuis, op de vlucht voor verloren liefdes en op de vlucht voor de algehele misère waarin ik thuis verzeild ben geraakt. Bijgevolg werk ik hier dus op deze Griekse versie van Sodom & Gomorra.

Leek me goed voor mijn ontwikkeling.

Mijn werkzaamheden bestaan uit het rondleiden van brakke toeristen over dit, overigens mooie, eiland. Op een mountainbike. De eerste twee maanden heb ik niets anders gedaan dan precies dat. Te moe, te lamlendig en te chagrijnig om ook maar enigszins te genieten van alles wat dit eiland verder te bieden heeft. Daar komt bij dat de werkzaamheden minder romantisch zijn dan vooraf ingeschat. Na de ritjes met de olijke toeristen moeten de fietsen schoongemaakt, afgesteld en opgeborgen. Als ik om elf uur eindelijk eens aan mijn avondeten kan beginnen heb ik mazzel. Niks drinken en feesten met de gezellige vakantiegangers die natuurlijk zwaar onder de indruk zijn mijn gebruinde gespierde kuiten.

Morgen ben ik eindelijk vrij, en die dag erna ook. De reisleiders met wie ik veel contact heb tijdens mijn werk zouden in deze club ’s avonds altijd bij elkaar komen om een feestje te bouwen. Één van hen vond het wel een goed idee voor mij om daar ook eens bij te zijn. Ik loop richting bar, heb nog niemand gezien wat mij de gelegenheid geeft om eens rustig te aanschouwen wat hier allemaal gebeurt. Bij de blonde Nederlandse en rondborstige barvrouw bestel ik een biertje. Een koude Mythos wordt mij knipogend aangereikt. Een twinkeling schiet via mijn ogen richting mijn onderbuik. Het was alweer even geleden en ik denk een uitnodiging te herkennen.
Ze gaat verder met haar werk en knipoogt het ene na het andere biertje weg. Ik draai me om en vergeet haar zo goed en kwaad als het gaat. Ik overzie de menigte, een krioelende massa zwetend mensenvlees, zich voorbereidend op dat ene hoogtepunt dat de avond en voor anderen de vakantie geslaagd moet maken.

Plots blijft mijn blik hangen, onvermijdelijk. Ze is duidelijk niet Hollands, Duits, Engels, Scandinavisch of anderszins noord europees. Diepe en grote donkere ogen kijken heerlijk vernietigend recht in mijn ziel. Ik krijg het warm. Haar donkere krullen vallen nonchalant en luchtig over haar blote schouders. Grote zilveren oorringen verstrengelen zich als gepassioneerde geliefden met deze donkere lokken. Haar lichaam heeft de rondingen van de mooiste Egyptische koninginnen. Een Griekse Cleopatra. De rest van de discotheek vervaagt tot een wazige bewegende menigte, het enige dat nog scherp staat is deze betoverend mooi vrouw. Haar lichaam beweegt traag mee met het snelle ritme van de muziek. Onze blikken laten elkaar niet los ondanks dat ze aan de andere kant van de ruimte staat. Ze loopt, nee schrijdt van de ene kant van de zaak langzaam naar de andere. Zo’n 300 mensen verhinderen direct contact, we blijven elkaar aankijken, ze glimlacht. Lief, mooi en een tikkeltje verlegen. Een haarlok valt voor haar ogen, haar slanke hand werkt deze routineus weer naar achter, haar ogen vallen een moment neer om met een weldaad aan pracht weer te openen.

Ik moet iets doen. Nu. Ik vraag me af waar ze naar toe loopt, totdat ze stil blijft staan. Recht tegenover me. Heel even verbeeld ik mij dat de mensenmassa, als ware zij de Rode Zee voor Mozes, zich opent en dat we naar elkaar toe lopen om elkaar vurig te kussen en elkaar nooit meer los te laten. De mensenmassa beweegt er niet minder om maar is ook niet van plan maar één millimeter te wijken.

Ik moet iets doen.

Ik gebaar of ze iets wil drinken, maar ja hoe doe je zoiets in het Grieks? Op het moment dat ik nadenk over wat ik nu aan het doen ben of zou moeten doen, doet ze me heel erg denken aan de reden waarom ik hier ben. Pijn schiet door mijn hart en verdrijft de geveinsde euforie die zich eerder van mij meester maakte. Een knoop schiet in mijn maag, ik staak mijn pogingen haar iets duidelijk te maken. Ze glimlacht en loopt door naar waar ze naar toe ging. Alles wordt weer scherp, de muziek dringt ineens weer als een irritante mug mijn oren binnen. Ik bestel haastig nog een biertje, de barvrouw zet het zonder blikken of blozen voor me neer.

Ik realiseer me dat de pijn waarvoor ik vlucht ook niet thuis is gebleven. Ik neem een slok en nog één en dan klok het koude bier in één keer achterover. Overmand door eenzaamheid in deze steeds heftiger bewegende mensenmassa die totaal geen last schijnt te hebben van enige emotionele beperkingen vlucht ik naar buiten. Bij het naar buiten lopen zie ik haar weer staan, ze ziet me niet. Ik loop vlak langs haar en neem haar geur voor de rest van de nacht met me mee.

1 opmerking: