woensdag 13 juli 2011

De alles vernietigende spijt

Hij zit daar op het bankje tegenover de lagere school, diep weggedoken in de capuchon van zijn trui. Over die trui draagt hij nog een dikke vieze jas. Het is herfst en er hangt regen in de lucht. De eerste bladeren beginnen al te vallen, de lucht is kortom zwanger met de aankomende koude. Hij staart naar de grote dichte deur van het kleine schooltje. De deur die weldra open zal gaan om een meute van vreugde schreeuwende kinderen los te laten. Hij zit daar voor dat ene kleine lieve meisje, met die lieve blonde staartjes en die onschuldige blauwe kijkers. Die kijkers die hem zo aan zichzelf doen denken. Het beeld doet zijn maag samentrekken, een traan zoekt zijn weg door de diepe vieze groeven die zijn gezicht tekenen.

“Waar ging het mis?” Denkt hij voor de zoveelste keer bij zichzelf. "Was het die laatste vijf gulden munt? Die munt die eigenlijk voor de boodschappen was maar die ook echt de uitweg uit de ellende leek te zijn, deze keer echt! De munt die verdween in dat verschrikkelijke apparaat bij de snackbar, net als al die andere laatste vijf gulden munten die daar in die gleuf verdwenen?" Hij zucht vol spijt.

Het is bijna zover, als hij heel goed luistert dan hoort hij de stoelen in het schooltje al schuiven. Hoort hij hoe de boekjes in de kleine tasjes verdwijnen en hoe het de kinderstemmetjes zich langzaam van fluistertoon naar hoger volume vervormen. En hoe de juf tot het laatste moment de orde probeert te bewaren.

De opwinding in de klas slaat op hem over, hij gaat eens verzitten. Zijn blik wordt strakker richting de grote deur, zijn oren gespitst op de bel die weldra gaat rinkelen, ter inleiding van het weekend, van het moment dat hij haar ziet lopen.

"Ging het misschien mis bij dat ‘ene’ biertje in het café van ome Cor? Dat ene biertje dat altijd een tweede, derde, vierde en weet ik niet hoeveelste werd? Zou kunnen denkt jij treurig terwijl hij nog een slok van zijn bier neemt en inschat of hij nog een sjeggie zal draaien of dat hij moet wachten omdat de dag nog lang is en hij niet weet of hij daar wel genoeg voor heeft. Hij rolt er nog één en besluit er extra van te genieten.

"Of ging het daarvoor al mis, op zijn werk, toen hij zijn duim eraf zaagde. Wat was dat een bloedbad. Ze hebben de duim niet eens meer teruggevonden. Maar ja. Hij was wel direct uit de roulatie en zonder werk. God wat miste hij het samen zijn met de jongens aan de werkbank, in de kantine, na het werk, wat mistte hij het contact. Ineens moest hij zichzelf vermaken. Zijn vrouw kon er niets mee. En was binnen de kortste keren vertrokken met zijn dochter. Ze had gelijk ook, achteraf. Wat deed hij nou helemaal?" Gokken en drinken. Het leek allemaal zo onschuldig, ooit.

Andere ouders hebben zich verzamelt rondom het schoolpleintje. Hij hoort ze denken: wat moet die vent? En:”Is dat niet die dronkaard die hier elke dag zit? Daar zouden ze toch eens iets aan moeten doen!” Ach, hij is het gewend ondertussen. De vooroordelen.

De bel klinkt. De kinderen rennen de school uit, gillend, schreeuwend! Wel twee hele dagen vrij! Een klein meisje met twee blonde staartjes en hel blauwe ogen rent rechtstreeks naar het bankje recht tegenover het schoolplein. Ze gaat zitten, en wacht. Alle andere kinderen zijn al weg met hun ouders. Ze zit daar helemaal alleen, haar korte beentjes wiebelen van voor naar achter waardoor haar losse veter gezellig heen en weer zwiept. “Mama komt zo hoor,” fluistert ze tegen haar katoenen pop, “en misschien komt papa ook wel vandaag!” Ze kijkt verheugend om zich heen, de lege straten in.

2 opmerkingen: